Tuesday 24 December 2013

Bevroren grond

Aan de kant van de weg staan vreemde voertuigen. Mannen in groene overalls zijn op het veldje aan het werk.
Ze hebben grote gaten gegraven om er nieuwe bomen te planten.
Mijn elfjarige zoon Luca en ik rijden voorzichtig om de graafmachines heen.
Het gras is beschadigd en er liggen bergen aarde. Grote, vette zwarte aarde. Het lijken wel enorme molshopen zeg ik tegen Luca.
Hij grinnikt.
Dat moeten wel enorme mollen zijn geweest.
Heb je wel eens een mol van dichtbij gezien? Een mol is een van de aandoenlijkste dieren die er bestaat. Mollen hebben hele kleine graafhandjes met vingertjes waar venijnige nageltjes aan groeien. Hun rose snuitje is heel beweeglijk en uitermate gevoelig en ze hebben een prachtige zwarte pels met een blauwachtige gloed. Eenmaal boven de aarde zijn mollen weerloze diertjes. Blind en weerloos.
Mensen hebben een hekel aan mollen. Ze woelen de aarde in hun tuin om en dat vinden mensen vervelend.
Maar mensen mogen dat kennelijk dus wel. Grond omwoelen. Met grote graafwerktuigen.
Het is een wonder dat er rond deze tijd van het jaar nog in de grond gewerkt kan worden. Het loopt tegen de kerst en normaal gesproken is de aarde bevroren.
Maar dit jaar lijkt alles anders dan gewoon. Ik zeg Luca gedag en fiets terug naar huis.Het is zijn laatste jaar op de lagere school.
Volgend jaar hoef ik niet meer met hem mee te fietsen. Eet hij zijn broodjes op school. Ik zal onze conversaties missen. Onze gezamenlijke lunches.
Vannacht heeft het weer enorm gestormd. 'S nachts werd ik wakker van het geweld buiten. Het gebonk van de woedende wind tegen de gevel. Het gezwiep van takken tegen het vensterglas, sirenes op straat.Nu zie ik overal gebroken takken en weggewaaide brokstukken.
Het is een boos uiteinde van het jaar.
Een jaar zonder medelijden en met weinig gevoel voor humor.
Het is alsof de storm de laatste stuiptrekkingen van dit meedogenloze jaar met alle kracht weg probeert te blazen. De laatste demonen van 2013 worden hoog in de lucht opgetild en lossen krijsend en gillend op, ergens hoog in de lucht.
Er moet plaats gemaakt worden voor een nieuw jaar, een onnozel jong jaar wat straks verlegen ontwaakt als het laatste vuurwerk is afgestoken.
Als ik de balans opmaak mag ik dankbaar zijn met wat ik over heb gehouden; niet treuren over wat ik verloren heb. Maar me verheugen met mijn winst.
Mijn moeder die nog in mijn leven is. Mijn dochter die niet meer over straat zwerft. De band met mijn zus die hersteld is. De vriendschappen die in tact zijn gebleven. Tegen alle verwachtingen in.
En ik ben beter geworden.
Ik ben verfomfaaid, buiten adem en geschrokken. Een beetje beverig zelfs nog, maar present.
Ik ben voor het eerst echt bang geweest om dood te gaan.
Ik ben ouder geworden, anders dan de voorgaande jaren.
Ik fiets om de brokstukken van de storm heen. Zie hoe het water van de Zaan kleine woeste schuimkoppen vormt. Ik trap heel hard want anders kom ik niet vooruit.
De graafvoertuigen staan nog langs de weg.
Nooit eerder was de aarde zo omgewoeld.
In gedachten plant ik bomen, struiken en bloemen. Volgend jaar zal een jaar van groei zijn.