Wednesday 12 March 2014

Lente!

's Ochtends word ik wakker van jouw warme lichaam. Het is vroeg in de ochtend en de dag breekt aan. Het  licht spiedt glinsterend tussen de fijne kiertjes van de zware gordijnen door naar binnen. Alsof het ons uitdaagt om op te staan.
Ik knijp mijn ogen weer dicht en draai me tegen je aan. Je bent warm en klam.
Als mijn lippen jouw huid raken proef ik zoute drop. Dan maak jij je los uit mijn omhelzing en springt uit bed.
Je staat onder de douche. Ik ruik de geur van lavendel en warm water.
Pluche, de kat staat verwijtend naast het bed  en doet haar best zo hard mogelijk te miauwen. Het  is tijd, ik weet het. Ik moet opstaan en de slaap van me af schudden.
Mijn vaste traject loopt elke ochtend via de kinderkamers naar de woonkamer beneden. Ik draag de kat in mijn armen. Daar  zet ik de kat op de vloer,open de gordijnen en kijk naar buiten. De vlinderboom is groen, kleine crocusjes staan met hun paarse blaadjes wijd open en een enkele hyacint perst een groen kroontje omhoog. Gedurende de winter heeft de koude donkere grond allerlei kleurigs verborgen gehouden. Nu  lijkt de aarde plotseling enthousiast al dit moois aan de zon te willen tonen. Overal friemelt allerlei groens naar buiten.Insectjes die ik nooit eerder zag doorkruisen de tuin. Het is allemaal in een nacht veranderd. De winter is verjaagd.
We nemen de fiets naar school. Zonnestralen lijken door iemand  ergens boven aan de hemel met handenvol uitgestrooid te worden over het water van de Zaan. Op een grote houten boei bij de jachthaven zitten twee aalscholvers op te drogen met hun vleugels gespreid. Ze doen me altijd denken aan het beeld van Jezus die zijn armen opent voor de Katholieke gemeente.
Ik denk aan de zee die ik vorige zomer in Spanje heb gezien. De zee die zo fel schitterde dat ik het licht nauwelijks aan mijn ogen kon verdragen.
Onderweg kom ik een kleurrijke eendenkolonie tegen. Sommig eenden drijven nog slapend als in elkaar gevouwen bootjes op het water. Anderen doen kolderieke duikkunstjes. Ondersteboven in het water met de kop naar beneden en de staart en twee fel oranje poten in de lucht.
Er zijn twee eksters bezig met een nest. Een van de twee houdt een enorme tak in zijn snavel. Dan fladdert hij moeizaam omhoog. Gevolgd door de ander.
Ter hoogte van het bord: "Pas op schoolkinderen"  draai ik me zwaaiend om en fiets weer naar huis.
Langs de eendenkolonie, de eksters en de aalscholvers.
Als ik halverwege ben loopt mijn ketting van mijn fiets. Ik zet de fiets op zijn kop en doe vergeefse pogingen het te herstellen.
Uit het niets valt er een schaduw over mij heen die het zonlicht wegneemt. Een lange statige man met een hoed buigt zich over mij heen. "Kan ik helpen?"
De man is erg broos en is gekleed alsof hij zojuist van een ansichtkaart uit het begin van de vorige eeuw is gestapt.
Ik ben bang dat hem iets overkomt zodra hij zich teveel inspant, maar ik durf zijn aanbod uit beleefdheid niet af te slaan.
"Graag" zeg ik daarom en ik probeer mijn handen die onder de vettige olie te zitten af te vegen aan een stuk boomschors. De man zakt nu behoedzaam door zijn  knieen en steekt zijn bleke handen met lange, knokige vingers uit naar de roestige fietsketting. Om een van zijn vingers zit een zegelring met een groene steen.
Uit het niets begint de man nu te praten." Ik ben 91 jaar, zegt hij. Ik ben dus een hele oude man.
Maar ik ben ooit jong geweest. Ik heb gevaren vroeger. Vroeger lagen hier heel veel schepen. Ik wandelde hier graag met mijn vrouw. Ik had een hele knappe vrouw. Iedereen was jaloers op mij. Maar inmiddels zijn ze allemaal dood. Er is veel veranderd. teveel voor een mens om mee te hoeven maken.
Ik zie overal herinneringen. Het leven van vandaag laat me onberoerd.
Het enige wat niet veranderd is, is het water". Hij  haalt zijn neus op. Die is een beetje rood van de frisse ochtendlucht.Zijn droevige ogen zijn vochtig en hij heeft borstelige wenkbrauwen waar lange witte haren uit steken.
De man doet mij aan mijn opa denken.
Hij zegt nog wat dingen. Over vroeger, over zijn vrouw die hij mist. Over oude mensen die alleen maar klagen.
Dan probeert hij weer overeind te komen. Het kost wat moeite, maar dan staat hij weer rechtop. Statig rechtop. Hij vist een keurige zakdoek uit zijn binnenzak en veegt zijn handen er aan af.
"Dan ga ik maar weer verder" zegt de man.
Ik steek mijn hand naar hem uit en bedank hem voor het repareren van mijn fiets.
De man glimlacht. Dan, voordat hij zijn weg vervolgd, wenkt hij me even kort met zijn hand. Ik beweeg me wat dichter naar hem toe en hij fluistert in mijn oor: "De Lente is vandaag begonnen. Geniet er maar van, want voor je het weet is het weer voorbij".
Dan vervolgt de man zijn weg.