Wednesday 18 June 2014

Warme melk

"Ik kan niet slapen!" klinkt het op klaaglijke toon.
"Ik kom er aan" roep ik naar boven. Ik hijs mezelf zuchtend van de bank en loop de keuken in, open de ijskast en vul een beker met melk, ik zet de beker in de magnetron en wacht lijdzaam tot hij warm is.
Intussen tuur ik om de hoek en probeer ingespannen het programma op de televisie te volgen.
Dan sjok ik de trap op met de beker in mijn hand.
Het licht van de gang valt even op het gezicht van mijn zoon als ik de deur van zijn slaapkamer open doe.
Een smal koppie met grote amberkleurige ogen die me treurig aankijken.
Ik zet de beker op het nachtkastje en ga op zijn bed zitten.
Wat is er aan de hand jongen? Ik schuif het gordijn een klein stukje open zodat ik zijn gezichtje weer een klein beetje kan zien. Onze schaduwen worden op de muur geprojecteerd door het strakke maanlicht.
Hij veegt zijn hand over zijn ogen om een paar opwellende tranen te slim af te zijn.
Ik weet het niet mama.
Kom eens even bij me, zeg ik en ik buig me over hem heen en pak hem vast.
Twaalf jaar  is hij en hij bevindt zich nog net in die bijzondere wereld. De wereld van kwetsbaar mogen zijn, gek mogen doen, afhankelijk en zorgeloos mogen zijn en op de vanzelfsprekenheid van het leven te vertrouwen. Een nog afgebakend bestaan.
Hij vind het nog net fijn om af en toe lekker ingestopt te worden, om geknuffeld te worden en doodgekieteld. Nog maar net. Maar het echte zorgeloze kinderbestaan is eigenlijk al over. Er is al huiswerk, er zijn al leuke meisjes die zich soms onbegrijpelijk gedragen en klootzakken van onderwijzers. Er wordt al behoorlijk geredeneerd en getwijfeld in zijn jongenskoppie. Langzaam begint zijn leven gecompliceerder te worden.
Een afscheidszoen op het schoolplein zit er niet meer in. Het zal waarschijnlijk niet lang meer duren of hij zal ook thuis mijn moederlijke knuffels en troostende armen afweren.
Maar nu houd ik hem stevig vast en voel hoe zijn onrust langzaam wegebt. Het komt wel goed jochie, fluister ik in zijn oor.
Ik voel hem langzaam tegen me aan smelten. Tot ik weet dat hij weer rustig is en in slaap kan vallen.
Drie kinderen heb ik en hij is de jongste. Twee meisjes die al onder de categorie "jonge vrouwen" vallen. Die op straat nagefloten worden. Die hun nagels in dezelfde kleur lakken als ik. Die dezelfde boeken lezen als ik en mij erop wijzen welke nieuwe muziek de moeite waard is om te beluisteren. Jonge vrouwen die hun eigen boontjes kunnen doppen.
Over drie weken is de lagere school verleden tijd. "Fijn" zegt men tegen mij, dan krijg je eindelijk "tijd voor jezelf". Kom je "eindelijk weer eens aan bepaalde dingen" toe.
Op zolder slingert hier en daar nog een half ontklede Barbie of een kapotte action man. Struikel ik bij het opruimen wel eens over een vergeten Lego blokje en vind ik ergens onder in een doos soms een Nijntje poppetje, een Jip en Janneke boek of een versleten knuffelbeer.
Het zijn al herinneringen.Getuigen van voorbije jaren.
Ik  sluit de deur van mijn zoons kamertje behoedzaam en duw de kat die opgetogen met opgeheven staart naar binnen wil glippen nog net weg.
Beneden is het tv programma reeds afgelopen en zoals te verwachten heb ik het plot gemist.
Ik vind het niet erg.
Dit zijn momenten die ik moet koesteren. Ik mag nog even moederen.

's Ochtends gaat de wekker vroeg. Ik smeer boterhammen met Nutella en zet een kopje thee en een kopje koffie.
Dan stappen we samen op de fiets.
Als snel komen we in een stroom fietsende scholieren terecht. Ze zijn stuk voor stuk erg lang en ze ogen volwassen.
Voor de poort van het lyceum stappen we af. We moeten oppassen niet door de fietsers geraakt te worden want we worden links en rechts gepasseerd.
Gelukkig komen we heelhuids aan bij de hoofdingang.
Hier is je tas, zeg ik met een geforceerde glimlach. Heel veel plezier op je eerste schooldag.
Hij loopt behoedzaam naar binnen, draait zich nog een keertje om en verdwijnt dan in de menigte.
Even sta ik verdwaasd op de stoep. In mijn eentje. Ik haal diep adem en stap op mijn fiets.
Maar voor ik weg kan fietsen staat er plotseling een jongetje voor mijn neus. Een heel klein jongetje met een hele grote tas op zijn rug.
Mevrouw zegt hij met een dun stemmetje, kunt u mij helpen?
Ik fiets met hem mee naar de stalling waar hij met enige moeite zijn veel te grote fiets op slot weet te zetten zonder om te vallen.
Dan volgt hij me terug naar de hoofdingang.
Dankuwel mevrouw, zegt hij tegen me. Zijn wangen zijn vuurrood.
Mijn moeder moest werken en mijn vader moest op de baby passen vertelt hij. Ik ben al groot genoeg om alleen te gaan.
Zijn blik is vol ongeloof.
Het jongetje bibbert een klein beetje als ik de deur voor hem openhoud. Het lukt hem met tas en al naar binnen te manoeuvreren zonder de zware deur tegen zich aan te krijgen.
Je bent zeker groot genoeg! Roep ik hem na. Het komt helemaal goed!
Opgelucht stap ik op mijn fiets en keer terug naar huis.
Ik kan een glimlach niet onderdrukken.