Friday 5 December 2014

Naar huis

Wanneer ik met mijn auto over de ring van Amsterdam rijd krijg ik even een raar gevoel:
Ik wil naar huis.
Ik neem de afslag en rijd ik via het Surinameplein de Overtoom op. Het is zo vertrouwd dat ik niet hoef na te denken hoe ik rijd. Dit is mijn buurt.
Als ik halverwege ben gaat er een schok van realisatie door mij heen; Naar huis? Maar ik woon hier helemaal niet meer.
Ik woon hier al ruim vijfentwintig jaar niet meer.
Een rilling loopt over mijn rug. Wat doe ik? Waar ben ik naar op weg? Is er sprake van vroege Alzheimer?
Toch rijd ik door. Onderweg komen herinneringen weer tot leven. De plek waar mijn lagere school ooit stond en waar ik in het speelkwartier buiten speelde, De straat waar mijn vriendin woonde, Heel lang stonden onze initialen daar nog op de muur. Ik kan het net niet goed zien.
Er is veel veranderd, maar het karakter van de straten, de huizen en de sfeer is onveranderd, het gevoel is onveranderd.
Wel mis ik de oude winkels. De visboer waar we als schoolkinderen zure bommen kochten. En de  houtzagerij waar ik altijd speciaal langs liep omdat het er zo lekker naar zaagsel rook. De ouderwetse schoenenwinkel waar een hele oude griezelige man in het donker achter de toonbank zat.

Ik ga naar huis. Hoe vaak heb ik dat gedacht toen ik hier als kind liep. Op de terugweg van de lagere school. Zes jaar lang, dag in dag uit.Opgelucht dat de dag eindelijk om was. Vaak liep ik het hele stuk alleen.De weg was niet altijd zonder gevaren.
Ik wil naar huis! Ik hoor het paniekerige stemmetje nog in mijn hoofd wanneer ik als achtjarige klem word gezet door een groepje kinderen van een andere school. "Waar wil jij heen?" vragen ze dreigend in koor."Ik wil naar huis"stotter ik.
"We gaan je in elkaar slaan trut" antwoorden ze lachend. Ik kan me nog net op tijd losrukken en de benen nemen. Ik ren zo hard als ik kan. Mijn hart bonst in mijn keel, tranen rollen over mijn wangen, de wind striemt mijn lange haren in mijn gezicht. Nooit eerder rende ik zo hard. Drie blokken ren ik aan een stuk. Ik val op mijn knie maar sta weer op.Vlak voor de deur durf ik pas te stoppen. Ik kijk om me heen maar er is niemand te zien. Ik kijk naar beneden, mijn broek is kapot en mijn knie bloedt maar ik voel niets.

Ik moet nog een klein stukje, voorbij de stoplichten en dan naar rechts. Ik hoop dat ik ergens kan parkeren. Overal is verkeer, het is een gekkenhuis van auto's, trams en fietsers. Ik voel een lichte paniek opkomen.
Wat zou het fijn zijn om straks naar binnen te lopen, door de lange gang. Mijn moeder staat in de keuken en ik ben zo ontzettend blij haar te zien. Ze is druk bezig en ze lacht even naar mij  "Ben je er al?"roept ze naar me. Ze is zoals altijd, levendig, druk en vrolijk, en ze zingt. Ze zingt altijd als ze in de keuken bezig is.
Ik weet niet wat voor dag het is, maar mijn vader is er ook. Hij zit achter de piano met zijn rug naar mij toe en hoort mij niet binnen komen. Hij speelt een nummer wat hij erg mooi vindt. Hij speelt het vaak. Zo vaak dat ik de tekst ook uit mijn hoofd ken: Ain't misbehavin I'm saving my love for you".
Ik sta even stil om naar hem te kijken. Ik schat dat hij een jaar of veertig is, hij draagt een spijkerbroek en een houthakkeroverhemd. Ik kijk gefascineerd naar zijn handen die vluchtig over de toetsen bewegen, van links naar rechts.
In de kamer zit mijn zusje op de bank. Ik wist niet dat ze er ook zou zijn. Even kijkt ze op en dan leest ze weer verder. Ze veegt haar lange haar nonchalant uit haar gezicht.  Ik ben gek op dat prachtige, lange haar. Dat golvende haar wat nonchalant over haar schouders danst.
Op de kast zit onze lapjeskat. Voor de kachel slaapt een van de honden.
Mijn lievelingshond duwt met zijn neus tegen mijn been. Hij kwispelt. Ik zak door mijn knieen en sla mijn armen om hem heen. Hij is nog niet ziek, zijn ogen glanzen en zijn neus is nat. Hij is helemaal gezond.

Ik schrik op van getoeter achter mij. Het stoplicht is groen.
Van schrik laat ik de motor afslaan.
Gehaast trap ik het gaspedaal in. Dan rijd ik de andere kant op.
Niet zo erg ver hier vandaan. Naar een andere plek. Waar op mij gewacht wordt.
Waar ik hoor te zijn. Nu.