Thursday 16 April 2015

Mooi weer

Ze is een onbetrouwbare verleidster. Niemand weet precies wanneer zij zich laat zien. Maar eenmaal daar is ze warm en sensueel. En immer goed gehumeurd. Zelfs als men haar niet verwacht weet zij een glimlach op ieders lippen te toveren.
Het lijkt altijd veel te lang te duren voor zij weer verschijnt, en als ze er weer is heeft iedereen het over haar. Hoe krachtiger zij zich manifesteert, hoe gewilliger men op haar reageert.
Sommigen ontkleden zich in haar aanblik en koesteren zich in haar warmte.
Anderen sluiten gelukzalig de ogen en geven zich slapend aan haar over.
Velen vinden het al voldoende dat zij op de achtergrond aanwezig is.
Gelukkig laat ze zich door iedereen delen.
Vandaag is de eerste dag dat zij er weer met volle overgave is; onbevangen, vrijmoedig en zonder schroom.
De zon.
Als ik over het eiland richting station fiets ziet de wereld er nieuw uit; alsof zij net is ontwaakt. Ik veeg het slaapzand van de afgelopen wintermaanden uit mijn ogen, gefascineerd naar alles wat zich in het zonlicht afspeelt.  Ik kijk naar de kalme schittering van het water, de bomen die in bloesem staan, de mensen die op straat met elkaar staan te praten.
Twee mannen laten hun hond uit. Ze staan een stukje van elkaar verwijderd en kijken glimlachend toe hoe de beesten ravotten. De mannen zijn in de zestig, ik stel me voor dat ze hier ooit op dezelfde manier naar hun kinderen hebben staan kijken. Geamuseerd en op een verlegen manier ook trots. Stoer met de handen in de zakken.
Het is de eerste warme lentedag, maar een van de mannen draagt een t shirt met korte mouwen en een korte broek, alsof het al hartje zomer is.Hij heeft een dikke kogelronde buik, alsof hij een voetbal onder zijn t shirt verborgen houdt. Zijn gezicht is rond en vriendelijk en hij heeft kort stekelig haar.
De andere man is mager en lang en zijn houding is ietsje gebogen. Hij draagt een keurige grijze pantalon met een bijpassend overhemd. Zijn jas heeft hij in zijn hand. Voor hij het huis uit liep heeft zijn vrouw hem die aan gereikt.
De magere man is flink kalend, maar de grijze lokken die hij nog heeft zijn zorgvuldig achterover gekamd en vast geplakt met pommade.
De honden hebben veel gemeen met hun baasjes: De terriër van de voetbalman is klein en gedrongen. Hij heeft korte poten en een vrolijke snoet met een borstelige snor en een opgetogen grijns. De korte hond danst blaffend in kringetjes om de nerveuze windhond met de magere poten. De lange hond oogt, net als zijn baas ietwat schuchter. Als een kind, wat wel wil spelen, maar het niet durft omdat zijn kleren misschien vies worden.
Na lang aandringen holt de lange hond, met lange, houterige passen uitgelaten achter de korte hond aan.
Ze passeren mij met grote vaart terwijl ik langs het grasveld fiets, de windhond nu voorop, de terriër blaffend er achter aan.
Op het water drijft een zwaan, aan de waterkant nestelt zich een parmantig paar ganzen. Een poes slaat het tweetal van een afstandje gade.
Het fietspad waar ik nu rijd loopt langs een drukke weg. Er staat een bankje waar een verliefd stelletje zit. Hand in hand, de ogen op elkaar gericht lijken zij zich niet van bewust het langs razende verkeer, de drukte en de chaos op de weg.
Het maakt me een beetje melancholiek.
Als ik mijn fiets heb neer gezet ren ik de grote trap op. Mijn tempo verandert; ik moet me haasten.
De grote klok op het station laat me weten dat ik precies op tijd ben.
Als de trein tot stilstand komt drukt een man met een licht getinte huid op de knop om de deuren te openen. Hij draagt een lang gewaad en Alladin achtige muiltjes.
Hij laat mij met een gul handgebaar voorgaan en met een melodieus accent vertrouwt hij mij toe: Het is mooi weer in Holland, dat is mooi.
Erg mooi.