Tuesday 24 November 2015

Strooigoed

Voor mij als kind was het niet leuk om op 12 december jarig te zijn. Sinterklaas zat namelijk in de weg.
Mijn oma presteerde het eens om met lege handen aan te komen op mijn verjaardag, tegen mij te zeggen: "Je hebt al teveel cadeautjes gehad op pakjesavond"en mij daarna zwijgend aan te kijken.
Mijn zus had het beter voor elkaar aangezien die op 17 juli geboren was. Hoewel aan die datum ook wel wat nadelen kleefde omdat wij als gezin rond die tijd vaak op vakantie waren en een kinderfeestje er daardoor soms bij inschoot.
Ik kan me zelfs een keer tijdens een vakantie in Frankrijk herinneren dat mijn ouders zich in de datum vergist hadden en mijn zus jarig bleek te zijn.
Toch waren mijn ouders geen onverschillige mensen. In tegendeel, ze waren bijzonder betrokken en zorgzaam. Feest- en verjaardagen werden altijd uitbundig gevierd. 
Vooral mijn moeder haalde met Sinterklaas alles uit de kast met surprises en zelf geschreven gedichten.
Om de dag mochten wij onze schoen zetten. Wat overigens de volgende ochtend niet betekende dat er altijd iets in was gestopt.
Elke nacht bij het slapen gaan hoopte ik vurig op een pop als in "Oh kom er eens kijken".Maar altijd bleef het bij een suikerbeest of een chocoladeletter. "Iets groters past er niet in je schoen", legde mijn moeder uit.
Mijn zus Loes en ik vergeleken dan de ontvangen chocoladeletters. Ik kon er ook niets aan doen dat mijn naam met de letter R begon en dus groter was.
In mijn herinnering was Sinterklaas een geheimzinnige periode. In de koude en donkere decembermaand kon er van alles gebeuren. Zo werd er eens onverwacht zo hard op het raam gebonst dat het spontaan openzwaaide. De ijskoude wind blies tientallen sneeuwvlokken naar binnen die smeltend op het tapijt neerdaalden. 
Ik rende geschrokken naar mijn oudere zusje die mij troostend in haar armen sloot.
Maar mijn moeder had alles gezien en vertelde dat zij nog net de fluwelen handschoen van zwarte Piet in het raamkozijn had kunnen waarnemen . Dat was de dader. 
Toen wij, op aandringen van mijn moeder met de kinderen van de overkant Sinterklaasliedjes aan het zingen waren hagelde er, uit het niets, een flinke hoeveelheid strooigoed uit de schoorsteenmantel naar beneden.
Deze wonderlijke gebeurtenis vormde voor mij het waterdichte bewijs dat Hij echt was, De Sint, de Goedheiligman, Hij bestond!! Hoe had er anders strooigoed naar beneden kunnen dalen?
Op school vertelde ik het opgetogen aan de rot jongetjes uit de derde klas. Ha! Had ik die even mooi te pakken! Deze jongetjes brachten andere kinderen namelijk aan het huilen door middel van propaganda over een Sint die niet werkelijk zou bestaan. Over de man van de speeltuinvereniging die zich als Sint zou verkleden. Over vaders en moeders die heimelijk cadeautjes kochten.  Leugens. Allemaal leugens.
Ik kan me nog  herinneren dat ik eens op vijf december van school naar huis liep.
In mijn rugzak zat de stomme puzzel die ik van de cadeautjestafel had kunnen pakken. Ik, en nog een stuk of vijf minder slagvaardige kinderen hadden genoegen moeten nemen met wat er over bleef. De mooiste cadeaus waren allemaal al van de tafel gegrist door degenen die sneller waren.
Maar 's avonds was het bij ons thuis pakjesavond.
Er was een vuilniszak met cadeautjes. Er was banketletter die mijn moeder op de kachel opwarmde en er was warme chocolademelk.
We kregen klei, boeken en spelletjes.
Wanneer wij dan de volgende ochtend weer vroeg naar school liepen keken we bij het vuilnis altijd jaloers naar de enorm grote lege dozen van het dure speelgoed wat de buur kinderen hadden gekregen.
Ach. Sinterklaas. Achteraf was het een tijd vol slapeloze nachten. Vol stress,  angst en teleurstelling.
Maar de gebeurtenis met het strooigoed is me altijd bij gebleven als een van de mooiste uit mijn kinderjaren.






Thursday 12 November 2015

Moeder

Wanneer de deuren van de trein zich openen drommen de mensen naar buiten. Het is een geheel. Een  kleurrijke kluwen. Als ik zorgvuldiger kijk zie ik gehaaste mensen,de blik op oneindig. Sommigen houden ongeinteresseerd hun telefoon in hun hand. Anderen sjouwen jachtig koffers of rugzakken met zich mee, . Te midden van deze ongedurige drukte valt zij me op. Een oude, breekbare dame met wit haar.  Ze heeft duidelijk moeite zich staande te houden in het gedrang. Ze lijkt haast te wankelen temidden van de stroom van mensen die doelbewust op weg lijkt te zijn. Ergens heen.
Sterke jonge gezonde mensen. Mensen die ergens verwacht worden. Mensen die het druk hebben. Onverschillige mensen.
Met enige moeite weet ze met behulp van haar kruk ongeschonden de treden van de trein af te klimmen en heelhuids op het perron te belanden. Niemand lijkt haar te zien. Haar ene heup lijkt scheef onder haar romp te zitten. Ik moet denken aan de etalagepoppen op mijn werk waar je de benen onder kunt schroeven. Wanneer ze stilstaat op het perron staat voel ik haar verwarring. Ze lijkt te twijfelen. Iedereen is inmiddels een bepaalde richting uit gegaan. Zij staat daar maar. Ze zucht diep en kijkt om zich heen alsof ze zich in een museum bevindt.
Als ik haar benader en vraag of het goed met haar gaat knikt ze me vriendelijk toe. "Even bijkomen".
Ik laat haar weer alleen.
Terwijl ik weg loop voel ik me droevig.  Een gevoel van melancholie drukt op mijn borst en beneemt me even de adem.
Dit zou mijn moeder kunnen zijn. Mijn gedachten gaan naar vroeger toen mijn moeder nog geen kwetsbare oude vrouw  was die nauwelijks meer kan lopen. Toen mijn moeder nog de rots in de branding was. De honkvaste figuur die er immer was.
Als ik een klein meisje ben is mijn moeder een warme, zachte veilige figuur. Ik houd van de geur van haar huid  wanneer ik mijn snoet tegen haar aan duw. Het zonlicht dat zch lijkt te absorberen in haar huid. Haar handen die pijn weg nemen en tranen afvegen. Haar stem die zingt en zorgen doet verdwijnen.
Mijn moeder is liefde.
Ik volg haar overal door het huis. Wanneer ik op de kleuterschool ben mis ik haar.
Mijn moeder maakt het eten, ze laat de honden uit, Ze maakt grapjes. Met spuug poetst ze mijn geschaafde knieen schoon. en ze blijft bij mij tot de heksen en spoken mijn slaapkamertje verlaten hebben.
Mijn moeder is onmisbaar.
Mijn moeder heeft zwart haar en blauwe ogen. Ze heeft een gouden medaillon in de vorm van een hart waar fotootjes van mij en mijn zusje in zitten. Als er een feestje is stift ze haar lippen rood met een Max Factor lippenstift die in een koperen huls zit. Ik kijk verliefd toe als ze haar verpleegsters uniform aan doet.
Mijn moeder is mooi en mysterieus.
Wanneer ik zelf moeder wordt bel ik haar dag en nacht. Zij is de enige die ik mijn huilbaby toe vertrouw. Als ik volstrekt radeloos ben neemt zij de baby van me over en stopt mij in bed. Mijn moeder is mijn steun en toeverlaat.
Als ik naar mijn moeder kijk zie ik een oude dame. Ik zie hoe slecht ze loopt en hoe benauwd ze het heeft als ze een klein stukje heeft gewandeld. Ik zie dat ze soms moeite heeft bij te blijven met de wereld die alsmaar sneller gaat, en onverschilliger wordt.
Maar in mijn hart wil ik haar zien zoals ze altijd voor mij was. Ik zie de liefdevolle, onmisbare, mooie en mysterieuze vrouw. De steun en toeverlaat.
In mijn hart zie ik haar zoals ze werkelijk is en zoals ze altijd voor mij zal blijven.