Tuesday 29 December 2015

Het jongetje zonder naam

Sander en Richard waren beste vrienden. Daarnaast waren zij ook een tijdje mijn beste vrienden. Wij vormden een merkwaardig drietal.  Sander was een tengere jongen met licht blond haar en een engelachtig gezicht. Hij had een blauw en een bruin oog. Hij woonde met zijn intellectuele ouders op een oude woonark waar ze zelf hout sprokkelden voor de kachel. Het woord hippie bestond in die tijd niet meer dus daarom werd de levensstijl van zijn ouders met de term alternatief aangeduid. Sander speelde gitaar in een new wave band die 123 heette.
Richard was een lange, magere jongen. Hij had een pokdalige huid en immer vet haar. Zijn grote helden waren  Sid Vicious en Johnny Ramone en dat was duidelijk terug te zien in zijn uiterlijk. Voor zover ik wist had Richard geen contact met zijn ouders en woonde hij in een kraakpand.
Ik was vijftien jaar.Na jarenlang gepest te zijn was ik zo onzeker geworden dat ik mezelf bedekte  met een dikke laag make up. Ik creerde als het ware een nieuw gezicht voor mijzelf met grote hoeveelheden creme, poeder, rode lippenstift en kohlpotlood.Qua kleding hield ik er een heel eigen stijl op na; ik pikte de kleding uit de kast van mijn ouders: Oude colbertjasjes en overhemden van mijn vader en stijlvolle mantelpakjes en geplisseerde rokken van mijn moeder die ik knipte en scheurde tot ik ze mooi genoeg vond om te dragen. Erbij droeg ik het liefst tweedehands naaldhakken of afgetrapte Converse sneakers.
 Ik had mezelf getransformeerd tot een vreemde opvallende vogel zonder dat ik me bewust was van hoe ik over kwam. Een vrolijk beschilderde vogel met veel te grote, gescheurde kleren. Sommige klasgenoten noemden mij daarom vogelverschrikker of clown. En, wat ik erger vond; soms vroegen ze aan mij waarom ik me zo lelijk opmaakte en zo raar kleedde. Een vraag waar ik geen antwoord op had.
Maar Sander en Richard  stelden mij nooit vragen.
Omdat ik heel vaak alleen thuis was kon ik doen en laten wat ik wilde.
Ik was als het ware als de hoofdpersoon in mijn favoriete kinder boek: Het jongetje zonder naam.
Het jongetje zonder naam had geen moeder en woonde helemaal alleen in een heel groot huis.
Daar kon hij doen en laten wat hij wilde.
Daarom at hij elke dag slagroomtaart en ging hij pas slapen wanneer hij dat wilde.
Ook knipte hij nooit zijn haren en nagels en ging hij nooit in bad.
Net als het jongetje was ook ik vaak alleen en daarom konden Sander en richard altijd bij mij rondhangen. Richard had geen ouders aan wie hij verantwoording hoefde af te leggen en Sander 's ouders waren alternatief en ruimdenkend.
Het was een aangename situatie voor ons alledrie. we waren gek op elkaar en we waren samen.
Op een ochtend toen we de deur uit gingen zei Sander tegen mij: "Jij bent het allerleukste meisje dat ik ken Renee".
En toen zei Richard; "dat vind ik ook".
Een zomervakantie lang waren we onafscheidelijk. Een keer waren Sander en ik alleen en ontdekten we dat we verliefd op elkaar waren geworden.
Daarop verbrak Richard het contact met ons beiden.
Tot overmaat van ramp moest ik aan het einde van de zomervakantie met mijn ouders mee naar de boerderij in Groningen waar we een paar weken bleven.
Op een zonovergoten ochtend ontving ik een ansichtkaart van Sander. Er stond op: 123, raad eens van wie." Mijn hart stroomde over van geluk.

Toen de zomer ten einde was heb ik de kaart in een grote kartonnen doos gedaan. Waar hij, na al die jaren nog altijd in zit. Samen met heel veel andere kaarten en brieven, knipsels en tekeningen.
Ik heb Sander nooit een kaart terug gestuurd.
Zo loopt het leven soms.









Friday 11 December 2015

Gewone mensen.

Vandaag staat ze er niet. Dat vind ik jammer. Van de zomer stond ze er zonder uitzondering elke dag: De mevrouw die zoveel van Jezus houdt dat ze een spandoek heeft vervaardigd waarmee ze mensen op roept ook toe te treden tot het ware geloof: "Wacht niet langer, want het einde is nabij"staat er dreigend op het spandoek. Ondanks de onheilspellende boodschap zingt mevrouw er uitgelaten bij. Haar stem klinkt een beetje vals maar de toon is uitgelaten. "Jezus is jouw herder" zingt ze. "Sluit Jezus in je hart, hij houdt van iedereen". Ze kijkt er een beetje wanhopig bij. Triest zelfs. Triest en ernstig maar bovenal vastbesloten. De mevrouw heeft halflang grijs haar en gaat gekleed in een lange regenjas. Aan haar voeten draagt ze herensandalen met dikke wollige sokken. Ze oogt nogal armoedig. En ook nogal eenzaam. Ik vraag me altijd af wat voor leven de vrouw leidt. Of ze een huis heeft waar ze 's avonds naar terugkeert: Een huis met een man die rokend aan de keukentafel op haar wacht. Of een huis met een kat die in de vensterbank zit en die haar voetstappen herkend wanneer ze de hoek om slaat.
Ik vraag me af of ze iemand heeft om echt van te houden. Net zoveel als ze van Jezus houdt. De onuitputtelijke liefde voor Jezus die ze iedereen aan raadt en die ze met iedereen wil delen.
Af en toe staat er bij het station een tweede mevrouw. Het is een hele nette bejaarde Surinaamse dame. Ze heeft altijd krulspelden in waar ze een haarnetje over heen draagt. De vrouwen zingen gezamenlijk met lange hoge uithalen en ferme nadruk op de JEEEEE van Je-zus. Grote hoeveelheden toeristen lopen besmuikt lachend of ongeinteresseerd voorbij. De Surinaamse dame kijkt ze altijd een beetje boos na. Ze schudt haar hoofd en kijkt continu op haar horloge. Alsof het einde der tijden nu elk moment kan aanbreken.
Elke zomerse ochtend dat ik Amsterdam inloop vormen de twee een welkomstcomite  Het is een vast ritueel. Op hun eigen unieke wijze zeggen ze: Welkom in Amsterdam!
Iets verder in de stad lijkt de Zeedijk nog te moeten ontwaken. De Zeedijk is een lellebel die iedere nacht als laatste het licht dooft. 'S ochtends komt zij pas moeizaam weer op gang.  De meeste winkels, cafe's en restaurants zijn nog niet geopend. De deur van een kroeg staat op een kier  en de geur van verschaald bier en sigarettenrook penetreert de onbedorven ochtendlucht.
Stoepjes worden schoon geveegd, ramen worden gelapt en voorraden worden aangevuld. Leveranciers vloeken terwijl ze gefrustreerd door het smalle straatje manoeuvreren. Al gauw ontstaat er een opstopping omdat er een auto gewoon midden op de weg stil blijft staan. Een taxichauffeur opent zuchtend het raampje van zijn grote donkerblauwe Audi. Hij is niet anders gewend. Een busje probeert zich brutaal via de stoep langs de verkeerschaos te wurmen maar komt uiteindelijk tot stilstand bij een lantaarnpaal.
Fietsers, sommigen met kinderen voor op, proberen zich met woedende blik, tringelend met hun fietsbel een weg te banen.  De eerste toeristen van vandaag zijn al op pad: een vader en moeder met jonge kinderen aan de hand die enigszins verdwaasd om zich heen kijken. Ondanks hun dikke winterjassen en mutsen huiveren ze van de kou.
De mevrouw van nummer 96 is vandaag erg vroeg voor haar doen. Meestal zie ik haar pas na een uur 's middags haar huis verlaten. Ze is de grande dame van de buurt. Elke dag gaat ze gekleed in een andere uitdossing. Het ensemble van vandaag is geheel opgebouwd uit roze tinten. Fuchsia voor de naaldhakken, babyroze voor het kloeke mantelpakje en suikerspinnenroze voor de bontmantel. Uiteraard zijn de kleuren van haar make up en haar handtas volledig afgestemd op deze uitmonstering.
De man van de kunsthandel wandelt even naar mij toe om mij een "goedemorgen"te wensen wanneer zij ons passeert.
"Weet je" fluistert hij me geheimzinnig toe terwijl hij heimelijk naar haar gebaart . "Het schijnt dat haar woning een grote smerige uitdragerij is. Niet te hachelen! De woningbouw wil haar er al jaren uitzetten, maar ze weten niet hoe. Gek he? Zou je toch niet zeggen als je ziet hoe ze ze erbij loopt".
Ik kijk op mijn horloge en excuseer me.
De drukte neemt nu snel toe. Het is tijd om aan de slag te gaan. De dag is begonnen.