Friday 19 February 2016

Troost

Boterhammen met pindakaas zijn troostrijk. Nuchtere,grof gesneden volkoren boterhammen. Maar ook tedere witte boterhammen met een subtiel knapperig korstje bieden soelaas. Voorwaarde is wel dat de pindakaas er goed dik op gesmeerd is. Zuinigheid werkt averechts. Pindakaas met stukjes noot werkt beter dan gewone pindakaas. Met daar onder uiteraard een laagje  roomboter. Een dik koud laagje.
Het openen van het pakje roomboter is al troost rijk an sich. Niet zo'n stom kuipje dus. Maar een pakje met een wikkel. Een zilveren wikkel. Of zo'n ouderwets vetvrij papiertje.
Op een muffe sombere maandagmorgen kan ik daar veel troost uit putten. Ik word een beetje blij van hoe het papiertje om het blokje roomboter gevouwen is.
Hoe de puntjes van het gevouwen papier enigszins in de boter zijn gezonken.
Hoe de afdruk nog zichtbaar is in het witte, maagdelijke stukje zuivel.
Het schuchtere blokje boter, wachtend op het mes, biedt net zo'n aangename aanblik als een wit vel papier dat geduldig wacht op de eerste pennestreek. Gedwee, afwachtend... als een bruid op de eerste huwelijksnacht.
Zo zijn er meer, ogenschijnlijk kleine dingen die een verandering in mijn gemoedstoestand teweeg kunnen brengen.
Dingen die me opvrolijken.Of die me een zucht van opluchting doen slaken.
Wanneer ik 's ochtends met tegenzin naar mijn werk ga, komen ze al voorbij: de beelden die onverwachts mijn stemming verzachten. Ik zie ze door het raam van de trein: Onstuimig spelende honden met flapperende oren. Kloeke vrouwen die voortvarend ramen lappen. Meeuwen die tegen het licht in vliegen. Tussen het gras opkomende crocussen of andere dappere voorjaarsbloeiers, Modderige stukken wei met groepjes schapen. En ook de oude begraafplaats waar ik altijd langs rijd. Helemaal achterin is een plek waar de oude grafzerken tegen elkaar aangelegd zijn. Hele oude grafstenen van graven die al lang niet meer bestaan. Waar niemand meer vanaf weet. De aanblik van die oude stenen ontroert me altijd mateloos.
Het is een kort moment want dan rijdt de trein Amsterdam binnen. In het IJ liggen enorme schepen. Onverschrokkken, sterk en reislustig. Klaar om op avontuur te gaan, om vreemde landen aan te doen en onderweg walvissen en dolfijnen te begroeten.
Tegen de tijd dat de trein tot stilstand komt is mijn humeur ongemerkt al een heel stuk beter.
Ik denk aan vroeger. Aan mijn moeder en hoe ontroostbaar ik kon zijn als kind.
De nachten dat ze op de rand van mijn bed kwam zitten omdat ik niet kon slapen en eigenlijk niet precies wist waarom.
Dan ging ze zwijgend naar de keuken en kwam terug met twee gekookte eitjes in een dopje. Die aten we samen op. We maakten een praatje en dan stopte ze mij heel vast in en gaf me een zoen.

De volgende dag was dan wonderbaarlijk genoeg alles weer goed. Precies zoals ze de avond ervoor beloofd had.