Thursday 24 November 2016

Insomnia

In de slaapkamer is het donker.
De gordijnen zijn gesloten maar een straaltje maanlicht is in staat geweest een kiertje in het gordijn te ontdekken.
Een zilverkleurig straaltje licht valt naar binnen en trekt een spoor over de vloer, de stoel waar kleren over heen gedrapeerd zijn en het dekbed wat over onze lichamen heen golft.
Mijn oogleden zijn half gesloten. Ik zie de contouren van jouw lichaam dat naast het mijne ligt. Vertrouwd, veilig en warm.
Er zijn geen kleuren. Alles is verzadigd in het korrelige duister van de nacht.
Er zijn slechts wat spaarzame geluiden. Donkere, nachtelijke geluiden. Mijn gedachten nemen een kijkje waar ze vandaan komen. Ik zie de regen door de nachtelijke hemel tikkend naar beneden komen. Ik neem de beweging van de wind waar in de ruisende bomen die langs de weg staan. Talloze blaadjes dwarrelen naar beneden in het lamplicht van straatlantaarns.
Met mijn gedachten kan ik een plaatje maken van jouw gezicht. Zonder mijn ogen te gebruiken zie ik hoe je oogleden een beetje trillen en hoe je diep zucht met je mond half geopend. Op straat volgen mijn gedachten twee katten die intens krijsend elkaars territorium bevechten. Ik zie hun ogen oplichten en hun vacht glimmen.
De geluiden worden uitvergroot in het trage donker van de slaapkamer: De regen wordt een verzwelgende storm. De regen transformeert in een vloedgolf. Jouw gezucht veranderd in  oorverdovend gesnurk en de twee katten worden omgetoverd tot bloeddorstige,verslindende monsters.
 "Ga nou slapen" klinkt een stem in mijn binnenste. Het klinkt als een reprimande, een vermaning.
De stem in mijn binnenste veranderd in de stem van mijn moeder:
"Ga nou alsjeblieft slapen".
Ik neem de slaapkamer uit mijn kinderjaren waar: Er is niets veranderd.  Ik trek het dekbed dieper over mij heen en gluur om mij heen. De kleren op de stoel nemen de gedaante aan van een heks, het bewegende gordijn lijkt een fladderend spook. Ik hoor mijn ouders stilletjes met elkaar praten. Op de achtergrond de geluiden van de televisie.
Mijn voeten zijn koud maar de rest van mijn lijf is veel te warm. Ik ben misselijk maar ik durf niks te zeggen.

Een seconde later ben ik weer terug in het heden.
In de grote slaapkamer waar ik in bed lig. Naast jou.
Mijn hoofd zit vol gedachten. Dwingende gedachten in de vorm van plaaggeesten.
Er is geen ontsnappen aan.
"Mag ik alsjeblieft slapen?" fluistert een klein bescheiden stemmetje.
Maar er is geen rust.
Beelden van vakanties dringen zich aan me op. Waar was dit ook alweer? zegt een stem."Wat maakt het uit.. ga slapen!" zegt een ander.
Vooraan in mijn hersenen blijft zich telkens een melodie herhalen. Het is een liedje dat ik niet eens leuk vind. De melodie keert constant terug tezamen met twee zinnen uit het refrein.
In mijn hoofd is het een snelweg van ongecontroleerd gedachtenverkeer; indrukken, kleuren, rekensommen, raadsels, dilemma's, schuldgevoelens en de meest gecompliceerde vraagstukken.
Het is chaos, het is waanzin, het is idioterie.
"Laat me ontsnappen. Ik wil slapen".

In de ochtend ben ik moe. Ik weet niet of ik heb geslapen.
Mijn bed voelt heerlijk aan.
Wat zijn mijn kussens zacht en wat is mijn matras comfortabel. Ik krul tegen jouw warme lijf aan.
Het voelt veilig en fijn.
Maar je duwt me zachtjes van je af en verlaat het bed.
"Tot vanavond meisje". 
De nacht is voorbij.
Dit is een nieuwe dag.
Is iedereen wakker?








Thursday 3 November 2016

Zusters

Van sommige prentenboeken kon ik als kind geen genoeg krijgen. En van sommigen zie ik de kleurige plaatjes nog voor me: De beeldschone Assepoester met de baljurk van mijn dromen, de listige gelaarsde kat met zijn dijhoge laarzen. De stadsmuzikanten uit Bremen die op elkaars nek klommen om de rovers aan het schrikken te maken. De boosaardige wolf in de ouderwetse nachtjapon van grootmoeder. Roodkapje met haar mandje met bloemen, en tenslotte de lichtelijk blasé stadsmuis die  bevriend is met de schichtige veldmuis die zo zijn vraagtekens zet bij het gevaarlijke stadsleven.
Mijn moeders schoot was groot genoeg om ons beiden een plekje te bieden en we luisterden met gespitste oren hoe de wolf Roodkapje verslond en over de gelaarsde kat die opschepte over de Markies van Carabas.
Natuurlijk konden we niet weten dat wij, de twee zusjes, veel zouden gaan lijken op de twee muisjes uit de fabel van LaFontaine.
Ik realiseer het me pas wanneer ik met mijn nieuwe hoge hakken wegzak in de modder op het erf. De boerderij staat te midden van uitgestrekte velden en akkers. Hier woont mijn zuster met haar man. Ze hebben paarden, kippen, een hond en een enorme hoeveelheid katten.
Er is dichtbij een dorp met een kleine supermarkt, een feestzaal,een Chinees restaurant en een snackbar. Verder is er niet veel. Afgezien van enorm veel ruimte, rust en natuur.
Ik houd van de stad. Mijn zus niet.
Ik heb kinderen. Mijn zus paarden.
Ik houd van uitgaan en ga vaak pas tegen het ochtendlicht slapen. Dat is ongeveer het moment dat mijn zus opstaat om de dieren te voeren.
In de verte, bij de rand van het weiland zie ik mijn zus staan. Ze draagt een slobber trui, een paardrijbroek en laarzen.
Ik voel me enigszins ongemakkelijk wanneer ik onhandig uit de auto stap. Als een heupwiegende Patsy van Absolutely Fabulous die met een mentholsigaret bungelend in haar mondhoek en gekleed in een Chanel jasje, een strakke kokerrok en hoge designer schoenen "Hello darling" roept.
Ja, we zijn totaal verschillend en soms is het moeilijk om de overeenkomsten te blijven zien.
Maar sinds mijn moeder ernstig ziek is zijn de verschillen op wonderbaarlijke wijze kleiner geworden en de overeenkomsten weer duidelijk zichtbaar.
Mijn zus is weer dichtbij, ook al woont ze ver weg.Ik ben blij dat we het verdriet kunnen delen. Kunnen praten. Dat we elkaars hand kunnen vasthouden.
Net als vroeger.
Mijn moeder. Haar haren zijn wit. Haar schouders zijn ongelooflijk smal geworden. Maar haar ogen glinsteren weer een beetje.
Vroeger was haar schoot breed genoeg voor ons allebei. Zo las ze ons voor: van de Wolf en Roodkapje, van de zeven geitjes, Hans en Grietje en de heks. En van twee muizen.
De stadsmuis en de veldmuis.