Tuesday 14 March 2017

Een stier in de fontein

Het is een onwaarschijnlijk gezicht: Midden in de stad tussen het voorbijrazende verkeer loopt een jonge stier. Het dier heeft een glanzend zwarte vacht en een prachtig gespierd lijf. In paniek rent hij de weg over en belandt in de fontein van het prestigieuze Albert Heijn kantoor.
Het water spat hoog op wanneer de stier door de fontein marcheert. Zijn houding is defensief maar zijn oren liggen in zijn nek en zijn ogen zijn groot van angst.
Er springen twee mannen uit een witte vrachtwagen waarvan de achterdeuren openhangen.
De mannen dragen witte jassen en rubber laarzen. Een van hen draagt een haarnetje en heeft bloedvlekken op zijn kleding.
De mannen jagen de stier op, die briesend op de vlucht probeert te slaan.
Uit alle macht probeert hij uit de fontein te ontsnappen. De ontreddering is enorm wanneer de stier met zijn hoeven uitglijdt op de gladde tegelvloer. Als het niet zo'n in triest tafereel zou zijn zou je het komisch kunnen noemen.
Het lijkt een morbide circusact: Twee lugubere clowns in slagersjassen en een struikelende stier. Pure humor.  Mensen blijven stilstaan om te kijken met hun fiets in de hand. Automobilisten minderen snelheid.
Het is vandaag een mooie lentedag. Iets verderop vervaagt de stadsgrens en beginnen de weilanden.
Er staan schapen en er dartelen lammetjes. Hier en daar grazen koeien. Ganzen waden door het drassige Zaanse landschap. Het Hollandse landschap, wat oogt het vriendelijk. Er is een lachende zon, een blauwe lucht en er is groen gras.
Toen mijn kinderen klein waren liet ik ze plaatjes zien in een prentenboek van dik karton. Er stonden geen woorden in, die moest je zelf bedenken. Er waren alleen plaatjes met boerderij dieren. Hele mooie plaatjes:  Een dikke gans, een vrolijk stel kippen met een gezellig stel gele donzige kuikentjes.Er was ook een plaatje van een paard dat hooi aan het eten was en een van een dikke stier met een grote, koperen bel om zijn nek. De stier had grote, vochtige ogen met heel lange wimpers.
Het lijkt dezelfde stier die hier nu in doodsangst door het water plonst.

Het duurt even maar dan hebben de twee mannen de stier eindelijk gevangen.
Met een soort ijzeren haak wordt hij terug de vrachtwagen in geleid en weg gebracht. De stier krijgt geen gratie.
Het circus is voorbij. Het prentenboek is dicht.
Het verhaaltje is uit.


Thursday 2 March 2017

Echo's

Het is behaaglijk warm in het café. Het interieur is hip. Op de lounge stoelen liggen versleten schapenvellen en op de leestafel liggen kookboeken van Jamie Oliver en fotoboeken van Amsterdam. Op een schoolbord kun je lezen welke Italiaanse broodjes te krijgen zijn.Ik ken het hier niet maar vanwege de kou ben ik naar binnen gevlucht. Het is gezellig druk en ik vermoed dat vele anderen om dezelfde reden hun toevlucht hier gezocht hebben. Ik bestel een grote beker koffie en vouw mijn vingers eromheen om ze te laten ontdooien. Het broodje pastrami dat ik heb besteld laat vooralsnog op zich wachten en daarom zak ik onderuit in mijn stoel en luister naar het geroezemoes om mij heen.
Een meisjesstem zegt "Papa, weet je zeker dat we niet te laat komen?". Ik volg het stemgeluid naar een tafeltje bij het raam. Daar zitten ze. Ik schat haar een jaar of elf. Ze heeft haar jas nog aan. Die is volledig gesloten en de kraag bedekt een gedeelte van haar kin. Ze zit op het puntje van haar stoel en kijkt met grote ogen om zich heen. Voor haar staat een onaangebroken flesje sinas met een rietje. Hij zit onderuitgezakt naast haar met een biertje in zijn hand.Ondanks zijn ontspannen houding lijkt hij, net als zijn dochter, niet echt op zijn gemak. "Papa?"zegt ze opnieuw. Voorzichtig legt hij even zijn hand op haar schouder. "Als we te laat komen nemen we gewoon een latere voorstelling. We maken er een gezellige dag van met z'n tweetjes". Het meisje kijkt zorgelijk voor zich uit. In gedachten zie ik hoe haar moeder vanochtend haar jas dichtritste voor het wekelijkse uitstapje met haar vader.
Aan een ander tafeltje zitten drie vrouwen. Een van hen houdt haar telefoon omhoog waarop een foto te zien is. "Kijk" zegt ze. "Als je goed kijkt kan je hier de ruggengraat zien. Al dat lichte is dus bot. "Kijk! Dit zijn de beentjes en als je heel goed kijkt zie je hier het koppie. En dat kleine vlekje hier is het hartje". Ze wrijft even over haar buik en glimlacht teder. De andere twee vrouwen kijken mee en ogen betrokken. "Prachtig hoor, wat zul je gelukkig zijn!"zegt een van de twee. De ander knikt overtuigend.
Wanneer de zwangere vrouw haar telefoon neerlegt en naar het toilet loopt valt het even stil. Dan hoor ik een van de achtergebleven vrouwen zuchtend zeggen: "Snap jij dat nou? Zo'n klootzak van een kerel, en nu een tweede kind. Onbegrijpelijk."
Aan een tafeltje in het midden van het café is een gezin neergestreken. Het zijn duidelijk toeristen.
Ze zijn zo dik ingepakt dat het lijkt alsof ze op het punt staan een gletsjer te bedwingen: Met professioneel ogende hikingsschoenen, sportieve donsjacks en mutsen waar "I love Amsterdam" op gedrukt staat.. De man heeft een bril op met spiegelglazen en de kinderen dragen dikke sjaals om hun mond. Ze kijken alle vier bedroefd. Alsof ze zich iets heel anders van dit steden tripje voorgesteld hadden.Wanneer de serveerster hun drankjes brengt kijken ze eventjes verwachtingsvol op. Dan valt de droefenis weer over ze heen en kijken ze ieder voor zich uit. Op een onzichtbaar teken drinken ze alle vier tegelijk hun kopje leeg.
Wanneer ik weer kijk staan ze alweer buiten .De vader voorop met een kaart van Amsterdam in zijn hand. Dan vervolgen ze zwijgend hun exercitie.
In een hoekje van het café zit een lange, slanke man met een baard. Op zijn schoot zit een huilende peuter. De man probeert, ondanks het gehuil een zakelijk gesprek op zijn telefoon te voeren. Hij gebruikt veel Engels termen om zijn verhaal kracht bij te zetten. De peuter is rood aangelopen en er hangt een enorme snottebel aan zijn neus. De man loopt geleidelijk ook rood aan maar probeert over te laten komen of hij alles onder controle heeft.
Mijn vingers zijn weer opgewarmd en ik besluit verder te gaan.
Eenmaal buiten valt er een ongekende rust over mij heen. De kou hindert mij niet meer.
Als ik naar binnen kijk in het café zijn er alweer nieuwe mensen binnen gekomen.
Ik zie hoe ze plaats nemen aan de tafeltjes en met elkaar praten.
De vaders en moeders, de dochters, zoons, vrienden en vriendinnen.
Door het glas kan ik ze niet meer verstaan.
Op straat is het zo stil.
Ik vervolg mijn weg door Amsterdam. Wat is de stad mooi. Een waterig zonnetje schijnt op de toren van de Mozes en Aaron kerk. Er fladderen wat duiven. Het Waterlooplein biedt haar waren te koop aan. Een koopman zegt: "Het voorjaar zit in de lucht; de mensen lachen weer!"
Ik geef geen commentaar.