Friday 21 December 2018

De vader van Joost

Als ik door het donker naar huis fiets zie ik ze opdoemen. De contouren van de nieuwe speeltoestellen die op het grasveld bij ons huis worden geplaatst.
Wanneer ik er bij daglicht opnieuw langs fiets, zie ik pas goed wat er staat. Een wip, een klimrek, een schommelmat, een ton, een ding om overheen te springen en nog veel meer.
En dan gebeurt er iets eigenaardigs. Ik krijg spontaan zin om te gaan spelen.
Binnenin mij voel sterk ik de neiging om mijn fiets neer te gooien en op de schommels af te rennen. Net als vroeger (wanneer ik meestal net te laat was, omdat andere kinderen sneller, sterker en vooral, brutaler waren).
Ik ben geen kind meer. Maar toch.... Wie weet, misschien was het kind nooit helemaal weg en heb ik mezelf alleen wijs gemaakt dat ik geen kind meer mag zijn.
Ik stap even af en kijk naar al die prachtige speeltoestellen. Ze zijn nog nieuw en onaangeraakt. Van prachtig ongeverfd hout. Ze zien er mooi en uitnodigend uit.
Straks zullen ontelbare kinderen zich ermee amuseren. Tot ook zij weer (te) groot zijn. En niet meer onbevangen.
Terwijl ik daar zo sta, met mijn fiets aan de hand, denk ik even terug aan toen. De tijd dat alles zo vanzelfsprekend was.
Ik weet nog hoe het was om heel hoog te schommelen. Met mijn haren in de wind en tranen in mijn ogen.
Ik weet weer hoe het voelde.
Hoe we naar de speeltuin gingen. Of naar het park. Stiekem lachend om volwassenen. Om hun ernstige blik, hun rare manier van lopen of hun eigenaardige gedrag. Hoe we altijd boordevol energie zaten, en een van ons plotseling: "Wedstrijdje!!!!" kon roepen. 
Zomaar uit het niets.
En dat we dan heel hard gingen rennen.Of fietsen. 
En dat we dan buiten adem bij onze voordeur aankwamen en dan "Doeii" riepen en naar binnen gingen.
Ik kan me herinneren hoe ik talloze keren met mijn beste vriendin de Overtoom af ben gewandeld. Kletsend. Zingend. Rennend, Hinkelend. Om ons heen kijkend.
Vaak kwamen we dezelfde enge man tegen met een woeste kop met lang haar en een verwilderde blik in zijn ogen.
"Kijk, dat is Joost zijn vader" fluisterde ik heimelijk tegen mijn vriendin. Joost zat bij ons in de klas en was een stille, beetje mysterieuze jongen.
"Nietes"zei mijn vriendin. ""Ik geloof je niet".
"Welles"zei ik.
En toen deed mijn vriendin iets heel dappers.
Ze liep naar die rare, enge man toe en zei tegen hem: "Meneer, bent u de vader van Joost?"
De man keek ons aan en zei eerst niks.
We stonden op het punt heel hard weg te rennen toen hij ineens zijn hand naar zijn woeste baard bracht. 
Vervolgens zei hij nadenkend: "Niet dat ik weet",  draaide zich peinzend om en liep weg. Mompelend.
Het was een heel gewone vraag. Maar toch was het enorm dapper.

De speeltuin ziet er uitdagend, enigszins verleidelijk uit. Ook al ben ik geen kind meer. Het is vast nog niet te laat om een keer te gaan schommelen.
Maar wie de vader van Joost is zal waarschijnlijk altijd een mysterie blijven.



Saturday 8 December 2018

Spons

Ons huis in Amsterdam was niet bijzonder groot. De douche bevond zich in de keuken. Daar was hij pas later geplaatst. Voordat ik was geboren waste men zich gewoon aan de wastafel. Of in een teil met heet water.
In de voor-en achterkamer waar het lekker warm was, want in de rest van het huis was het, vooral 's winters, koud.
In de douche had mijn vader een electrisch kacheltje opgehangen. Boven de deur. Als mijn moeder aan het koordje trok, produceerde het een fascinerende warme, rode gloed.
Aangrenzend aan de douche was het toilet.
Wanneer ik onder de douche stond voerde ik hele gesprekken met mijn zus die aan de andere kant de Donald Duck zat te lezen.
Ik nam graag mijn poppen mee onder de douche.Ik vond het fijn om hun haren te wassen en ze in te zepen. Na afloop liet ik ze vaak te lang in de nattigheid liggen Bij sommigen ging na verloop van tijd binnenin iets roesten waardoor ze er griezelig uit gingen zien. Een pop, die slaapogen had, met echte wimpers, huilde eens donkerbruine tranen toen ik haar oppakte.Ik schrok heel erg want ik dacht dat het bloed was.
Mijn zus zei dat het mijn schuld was want ik had de pop helemaal alleen achtergelaten, in de nattigheid en de kou. "Daarom huilt ze".
Ik heb dat heel lang geloofd.
Ik douchte graag lang. Zittend op de granieten vloer. Spelend met de poppen en met halflege shampooflessen. Terwijl mijn moeder in de keuken stond te zingen met de transistorradio aan. Mijn moeder zong of neuriede altijd. 
Toen ik een jaar of vier was waste mijn moeder me eens heel grondig met een grote spons die vol zeepsop zat. Het schuimde enorm. Zingend boende ze mij tot elk plekje van mijn lijf glom. 
Maar na het afdrogen kreeg ik heel erge jeuk. Het jeukte zo erg dat ik er van moest huilen. Bij navraag bleek dat mijn vader de spons gebruikt had om de auto mee te wassen. Met speciale shampoo, om de lak niet te beschadigen.
Het duurde erg lang voor de jeuk over ging.
s' Avonds vertelde mijn vader een extra verhaaltje. Uit zijn hoofd.

Het huis is nu gerenoveerd. Het is centraal verwarmd. De keuken is gemoderniseerd. De douche is opnieuw verplaatst. Het huis is opnieuw verhuurd.
Het is anders geworden.
Anders dan het vroeger was.







Tuesday 20 November 2018

Het voorprogramma

Zaal vier. Dit is waar het gebeurt is. Ik weet het ineens zeker. Terwijl we wachten op het voorprogramma, worden langzaam de lichten gedoofd.
Ik kijk om me heen en in gedachten zie ik ineens hoe het gebeurd is. Vijf jaar geleden toen jij mam, met jouw kleinkinderen, mijn jongste twee, naar de middagvoorstelling ging.
Ik zie hoe alles die dag was. De kinderen in de zaal met grote bakken popcorn en ijsjes. Blije, joelende kinderen, schreeuwende kinderen die toegesproken worden door opvoeders. Stille kinderen die gespannen op de film zitten te wachten.Sommige kinderen zijn zo klein dat ze op een stoelverhoger moeten zitten. Hele kleine exemplaren zitten op een hele stapel stoelverhogers.
Vooraan zit een rijtje kinderen met papieren mutsen. Het kind dat in het midden zit, draagt een muts waar met goudkleurig folie het nummer ZES opgeplakt is. De sfeer is verwachtingsvol.
Wanneer ik naast me kijk zie ik hoe jij met jouw twee kleinkinderen plaats neemt. Precies naast mij. Je draagt een absurd grote, witte wollen jas. Het lijkt alsof je totaal verkleumd bent. 
Ik houd mijn adem in en zie hoe jullie je installeren.Mijn kinderen, wat zien ze er nog jong uit. En mijn moeder.  Mijn moeder die ik erg mis. Vertederd kijk ik naar het kleine groepje.
Was ik er maar bij geweest. dan had ik voor ze kunnen zorgen. Waarom heb ik niet aangevoeld dat er iets niet goed was?
   
Geleidelijk wordt het licht minder fel. Het scherm wordt groter en er klinkt vrolijke muziek.
Sommige kinderen klappen enthousiast in hun handjes.
Het gaat beginnen!
Dan zie ik hoe mijn moeder plotseling naar adem hapt. Haar gezicht krijgt een vreemde kleur. Ze sluit haar ogen en werpt haar hoofd in haar nek. 
Mijn dochter begint om hulp te roepen: Het gaat niet goed met mijn oma!
Even staat alles stil.
Twee mannen schieten te hulp. Binnen een paar seconden wordt mijn moeder op de grond gelegd en begint een van hen met reanimeren.
Kinderen huilen en gillen.  
Intussen wordt het steeds donkerder in de zaal. Het voorprogramma begint. Maar inmiddels is iedereen opgestaan.
Langzaam maar zeker zie ik de beelden vervagen. Vaag zie ik nog hoe mijn moeder op een brancard gelegd wordt. Mijn kinderen staan er verslagen bij.

Wanneer ik weer opkijk ben ik weer in het heden. De film gaat beginnen.
Bohemian Rhapsody, over het leven van Freddy Mercury en de band Queen. Mijn moeder hield niet van popmuziek maar sommige nummers van rockband Queen vond ze mooi.
Wanneer de soundtrack begint pink ik een traantje weg. Omdat de muziek mij onverwacht hard raakt.









Wednesday 17 October 2018

Diefstal

Het was koud op het schoolplein. Ik had me verstopt in mijn jas, de kraag hoog over mijn ijskoude neus.
Er was niemand om mee te spelen dus hing ik een beetje over het hek en keek omhoog naar het carillon bovenin het gebouw aan de overkant. Het Belfort hotel.
Wanneer het carillon begon te spelen mochten we weer naar binnen, de klas in. Maar dat vooruitzicht sprak mij niet erg aan. Liever bleef ik nog wat op het schoolplein over het hek hangen.
De juffen en meester wandelden druk pratend langs mij. Ik probeerde me onzichtbaar te maken, wat mij ook lukte. Zonder op te kijken liepen ze verder.
Elke dag tijdens het speelkwartier voelde ik me onzeker. Dat maakte dat het op school onveilig aanvoelde. Ik hoorde er niet echt bij.
Af en toe mocht ik meedoen met iets, soms werd ik geplaagd, uitgelachen of uitgedaagd. Meestal werd ik gewoon nergens bij betrokken.
Die eenzaamheid voelde als een schande. ik schaamde me ervoor dat niemand met mij wilde spelen en voelde me een buitenstaander. Daarom probeerde ik me onzichtbaar te maken wanneer de juffen en meester langs liepen. Hoopte ik dat ze in vredesnaam niet met me zouden gaan praten, want dan zou ik me helemaal een buitenbeentje voelen.
Een enkele keer maakten kinderen contact met mij. Zoals vandaag; twee meisjes uit een hogere klas, stapten resoluut op mij af.
De meiden, beste vriendinnen, leken veel op elkaar. Ze droegen dezelfde rode winterjas met dikke das en hadden beiden een lange vlassig blonde paardenstaart met een elastiek met gekleurde balletjes. De meiden waren heel goed in touwtjespringen, klapspelletjes en heel hard gillen en schreeuwen.
Alles, wat ik niet goed kon. Daarom was ik een beetje bang voor ze.
Vastberaden stonden ze ineens voor me en keken me recht in de ogen.
"Heb jij wel eens iets gepikt?"zei de brutaalste.
Ik zag dat ze voortdurend met haar ogen knipperde. Een tic, noemde mijn moeder dat. Ik wilde dat ik ook een tic had.
Omdat ik niet meteen antwoord gaf kwam nu ook het andere meisje recht voor me staan.
"Hey, ben je doof of zo?"
Ik schudde mijn hoofd. Maar ik wist niet of ik de vraag die ze mij gesteld hadden, naar waarheid moest beantwoorden.
Het meisje trok haar handschoen uit en wees naar haar vinger waar een ring omheen zat."Zie je dat, die heb ik gepikt bij de HEMA."
Ik keek geschrokken voor mij uit.
"wat een slome ben jij" zei het andere meisje lachend. Daarop renden ze samen hand in hand weg.
Mijn hart ging tekeer, het bonsde heel hard diep in mijn lijf dat warm was van de dikke winterjas.
Maanden later was ik met mijn vader en moeder en grote zus in het dorp, in de buurt van de boerderij waar we alle weekenden doorbrachten.
Naast de supermarkt was er nog een winkel in het dorp. Hier werden kado- en huishoudelijke artikelen verkocht. Wanneer mijn ouders boodschappen deden hingen mijn zus en ik daar rond.
In de winkel kon je porseleinen beeldjes, kantoorartikelen, bestekcassettes, vazen en mixers vinden. Ook was er een speelgoedafdeling waar mijn zus mij steeds hardhandig vandaan sleurde. Zij nam mij mee naar de glimmende display waar make up stond uitgestald.
Minutenlang stonden we daar te dralen. De winkelmevrouw op enige afstand argwanend toekijkend.

Daar heb ik mijn eerste diefstal gepleegd: Een doosje lichtblauwe oogschaduw.
Ik stopte het zomaar in mijn jaszak en liet mij vervolgens door mijn zus de winkel uit leiden. Ik meen me te herinneren dat zij een doosje rouge in haar hand hield.
Ik was doodsbang en ik schaamde me vreselijk. Tegenover de keurige winkelmevrouw, tegenover mijn  vader en moeder en tegenover de juffen en meester. Ook al wisten die allemaal nergens van.
De oogschaduw heb ik nooit gebruikt. Maar ik heb het doosje heel lang bewaard.
Telkens als ik naar het doosje keek voelde ik een rilling door mijn lijf gaan.
Dan voelde ik mij onoverwinnelijk.



Tuesday 28 August 2018

Liefdesbrieven

Mijn moeder schreef mijn vader brieven.
Meer dan dertig jaar lang schreef ze hem.
Boze brieven, wanhopige brieven, verdrietige brieven.
In het begin schreef ze hem elke week.
Hij had haar beloofd dat het wel goed zou komen. Dat de verliefdheid die hij voelde voor die andere vrouw van tijdelijke aard was.
Ze stemde in met zijn "tijdelijke "vertrek. Ze hoopte dat hij weer terug zou komen bij haar als ze hem maar genoeg ruimte gaf.
Mijn moeder, die haar hele leven al veel te dik was, begon rigoureus met lijnen.
Ze at elke avond dieetshakes. Banaan, aardbei of vanille. Ze viel dertig kilo af, maar hij kwam niet terug.
Mijn moeder die haar hele leven elke avond 1 sigaret had gerookt, rookte nu een pakje per dag.
Ze begon te drinken en ze sliep bijna niet meer.
Maar mijn vader kwam niet meer terug. Ook al had hij het haar beloofd.
Hij zei dat het haar eigen schuld was. Zij had immers in haar boosheid gezegd dat hij weg kon blijven. Dat hij maar naar die hoer moest gaan.
Op een avond kwam hij langs met een prachtige bos rozen. Voor zover ik wist was het een van de weinige keren dat mijn vader bloemen voor mijn moeder mee had genomen. Ze pakte de bloemen aan en sloeg hem ermee in zijn gezicht tot het bloedde.
Mijn vader stond er timide bij.
Mijn moeder huilde met lange, hysterische uithalen. De vloer was bezaaid met rozenblaadjes.
De hele nacht bleef mijn moeder huilen. Ik durfde niet te gaan slapen.

Jaren gingen voorbij.
Mijn vader kwam nooit terug. Hij hertrouwde.
Mijn moeder mocht het niet weten.
Soms bracht hij lekkere dingen mee uit Frankrijk waar hij met zijn nieuwe vrouw een huis had gekocht. Een deel ervan was voor mijn moeder. Dat moest ik dan aan haar geven.
Zo nu en dan ontmoeten ze elkaar bij mij thuis. Mijn kinderen vonden dat gezellig.
Dan zaten ze naast elkaar en praatten heel druk.

Mijn moeder bleef mijn vader schrijven.
Verwijtende brieven. Verdrietige brieven.
Brieven waarin ze hem vertelde dat ze hem haatte. Brieven waarin ze hem vertelde dat hij de enige man was waar ze ooit van had gehouden. En dat ze dat altijd zou blijven doen.
Mijn moeder schreef mijn vader 38 jaar lang brieven.
Tot grote ergernis van zijn nieuwe echtgenote. "Ik weet niet wat ik er mee aan moet", zei mijn vader soms.


Vorig jaar stierf mijn moeder.
Tot het einde bleef mijn vader haar grote liefde. Haar man. De vader van haar kinderen.
En dat is ze hem altijd duidelijk blijven maken.

.






Saturday 21 July 2018

Ongeluk

Het asfalt is heet. Het was vandaag uitzonderlijk warm.
De zon flirt nog schalks met een onzekere bleke maan.
Ik moet de weg oversteken om naar huis te gaan.
Midden op het kruispunt heeft zich een drama afgespeeld.
Politieauto's staan aan beide kanten van de weg.
Het lawaai van de traumahelicopter overstemd het geluid van de sirenes.
Er heeft zich een hoop volk verzameld. Ik vraag me af waar die allemaal zo snel vandaan zijn gekomen.
Toen ik een uur geleden naar yoga ging was alles nog zo stil.
Mensen staan geschrokken met hun hand voor hun mond. Anderen schudden hun hoofd, met ogen groot van verbijstering.
De fiets ligt pontificaal op het midden van de rijweg. Hij ligt er verfomfaaid bij,op het hoogste punt, als een geofferd dier.
Een ambulance staat schuin op de weg. Een ambulancebroeder zit ontredderd in de deuropening.
De weg is afgezet. Het doorgaand verkeer is gestopt. Politieauto's houden het verkeer tegen.
Aan een kant van het fietspad staat een groot wit scherm.
Een luguber maagdelijk wit scherm dat iets moet zien te verbergen.
Het is nog erg warm maar een licht briesje brengt  wat verkoeling voor alle omstanders.
Het streelt langs mijn blote huid.

Iets verder, op het hete asfalt ligt een mens.
Een eenzaam lichaam dat afgedekt is met een zilverkleurige warmtedeken.
Een aandoenlijk hoopje.
De zachte wind doet de punten van de deken bewegen. Onder de deken waait een klein plukje haar omhoog.

Dit hele kleine stukje van de wereld is altijd zo vredig.
Wanneer je de weg oversteekt kom je bij het water. Daar liggen bootjes.
Er zwemmen zwanen met jongen.
Er spelen kinderen.  Mensen laten er hun hond uit en aan de waterkant zitten vaak vissers.
Joggers komen voorbij.
Overdag zie je soms een juffrouw met een schoolklas. De kinderen lopen hand in hand. Soms zingen ze. Ze zwieren met hun tas en trekken rare gezichten naar elkaar.

De ambulance rijdt weg.Maar tot laat op de avond blijft het witte scherm staan. Er komt een speciaal team om onderzoek te doen. Het wrak van de fiets wordt verwijderd. Uiteindelijk wordt ook het lichaam weg gehaald.
Glas wordt van het wegdek geveegd en na verloop van tijd wordt de weg weer vrij gegeven.

Het was een ongeluk.












Tuesday 5 June 2018

Horizon


We waren tot laat op het strand gebleven. De zon begon langzaam achter de horizon te verdwijnen. Roodgloeiend was zij. Ze loste geleidelijk op in het water van de zee, zakte steeds dieper, tot er niets meer van haar over was dan een roze gloed in het water..
Het was een lange warme dag geweest. Een magische dag. Een dag waarvan je halverwege al weet dat hij voor altijd in je gedachten zal blijven. Jij was nog mijn enige kind, je broer en zus zouden er later pas bijkomen. Maar voorlopig had jij al mijn aandacht. Een klein bloot en mollig poppetje met een plakkerige snoet en handjes . Over je blote buikje liep een kleverig spoor van gesmolten ijs en limonade. Er kleefde vuil zand op je huid. 
Het strand werd steeds leger.  Hier en daar waren nog wat laatste badgasten bezig hun spullen op te ruimen. Temidden van deze bedrijvigheid lag een verliefd stelletje innig in elkaars armen. Een parasol werd ingeklapt, een badlaken uitgeklopt. Iemand rende gehaast achter een grote opblaasbal aan die ondeugend over het strand buitelde. 
Het was een zorgeloze zomerse vakantiedag die ten einde kwam. 
Je was te moe om zelf nog het hele stuk lopen dus droeg ik je naar huis. Onderwijl zongen we. 
Ik zong de liedjes die ik vanaf je geboorte al voor je had gezongen: slaapliedjes, wiegeliedjes en grappige liedjes waarbij je in je handjes moest klappen. 
De hele weg hing je tegen me aan, je armpjes om mijn nek. Veilig in mijn armen. We liepen verder en verder weg van het strand.
Dan stopt de herinnering.

Het licht in het heden is fel.
De realiteit is grimmig. Ik mis de tijd dat ik voor je kon zorgen. Vandaag is er chaos en onzekerheid. 
Een maand of drie geleden gaat het bijna fout en vraag je zelf om hulp. 

We halen je op. Je bent er slecht aan toe. Je hebt al een dag of vier niet geslapen en ziet er smoezelig en verwaarloosd uit. Je trilt. Ik ben stil maar inwendig stormt het.Ik ben bang dat je gek wordt. Ik ben bang dat je doodgaat. Ik ben bang dat het te laat is. Mijn hoofd doet zeer en ik ben misselijk. Ik wil weg rennen. Vluchten uit deze hel.

Herinneringen zijn er om te koesteren. Om vast te houden in mijn hart. Om houvast in te zoeken en om weer te kunnen geloven in de toekomst.

Wat was het een magische dag. Een dag om nooit te vergeten. We liepen verder en verder weg van het strand. Terwijl ik voor je zong voelde ik je lijfje steeds zwaarder worden. Je viel  in slaap. De zon was net onder gegaan.
De avond viel. De toekomst lag nog open, achter de horizon.




Wednesday 16 May 2018

Grietje

Het is warm in het lokaal van de yogastudio. Warm en rustig.
In de ruimte bevinden zich, naast mij en mijn dochter negen andere kandidaten waarvan acht  vrouwen en een man. Hele "gewone"mensen. Althans, dat is de beschrijving van de yogalerares. Ze zei laatst dat het fijn is dat we zo'n "gewone"groep mensen hebben.
Mensen zonder kapsones. Gewone Hollandse mensen met een beetje overgewicht, een baan, een gezin en vermoedelijk een huis met een hypotheek. Zulke mensen. Ik werd daar een beetje onrustig van.
De meesten van hen zitten of liggen comfortabel op hun gekleurde matjes. Enkelen lijken zich reeds voor aanvang van de les al in uiterste staat van ontspanning te bevinden. Ze liggen met ogen gesloten te soezen. En de les moet zelfs nog beginnen.
Sommigen hebben hun vaste plek in de zaal. En ook al wordt er onderling niet veel gesproken, toch zoeken veel van hen elkaars gezelschap op. Sommigen praten nooit met elkaar, maar zitten toch graag naast elkaar.
Omdat ik geen vaste dagen heb zie ik elke keer andere gezichten. Grietje is een oude bekende. Al jaren zie ik haar bij de les en we begroeten elkaar altijd. Ook op andere plekken kom ik haar soms tegen. Grietje werkt in het verzorgingshuis waar mijn moeder de laatste maanden van haar leven doorbracht.. Een jaar geleden zag ik haar daar regelmatig. Dan vroeg ze hoe het met mijn moeder ging.
Op mijn vraag of ze in de gezondheidszorg werkt schudt ze haar hoofd. "Ik werk in de linnenkamer".

Grietje is een grote stevige vrouw met een blozend gezicht. Het kost haar vanwege haar postuur moeite om bepaalde asana's aan te nemen. Maar ze is altijd vastberaden en gemotiveerd. En ze is altijd opgewekt. Opgewekt maar stil. Ik hoor haar nooit horen klagen of zuchten. Gedecideerd volgt ze alle instructies van de yoga lerares. Met rode vlekken van de inspanning en parelend zweet op haar voorhoofd. Grietje geeft nooit op.
Kort nadat mijn moeder overleden is raken we in gesprek.
Grietje vertelt me over haar leven.
Nee, ze heeft geen kinderen. Ze heeft ook geen familie meer.
Toen ze nog thuis woonde stierf haar moeder en kort daarop haar vader. Ze is nog een jonge vrouw als binnen een paar jaar haar twee zusters en broer ook sterven.
Ze is er van overtuigd dat  ook zij niet gespaard zal blijven maar blijft als enige over.

"Ik kon geen rust vinden, niet ontspannen, daarom ben ik met yoga begonnen".
Dat hielp, enigszins.
"Je moeder blijf je altijd missen" zegt Grietje.
"Ik mis ze natuurlijk allemaal; mijn ouders, mijn broer en mijn zusjes. Maar ik heb geleerd om toch weer gelukkig te zijn.
Op mijn vijfenveertigste ontmoette ik mijn man. Ik was toen te oud om nog moeder te worden. Dat was erg jammer".
Grietje legt haar hand op mijn arm en glimlacht.
"Nu heb ik mijn man".

Er zijn niet zoveel mensen die tijdens de les met Grietje praten. Ik geloof ook niet dat ze daar behoefte aan heeft.
Elke keer als ik haar zie glimlachen we even naar elkaar.
Soms vraag ik haar hoe het met haar gaat.
Dan zegt ze "Het gaat goed, en met jou?"
Verder hoeven we niets tegen elkaar te zeggen.

Aan het einde van elke les loopt Grietje altijd even naar mij toe. Dan pakt ze mijn theekopje op en wast het voor mij af.
Zomaar.
Dat is zo'n lief gebaar.





Wednesday 4 April 2018

Schilderijen.

Lieve mam,

Het is bijna een jaar geleden dat ik je voor het laatst zag.
Dat ik naast je bed stond en "Dag mam" zei.
De tijd is onbarmhartig snel gegaan. Het is Lente geworden, en daarna zomer. Ik heb veel mooie dingen gezien die ik graag met je had willen delen.. Ik was in Rome, net als jij ooit. Ik bezocht de Trevi fontein en het Sint Pietersplein. Telkens dacht ik er aan hoe jij daar had geflaneerd, voor mijn geboorte. Levendig, stralend. Je droeg een zomerjurk en naaldhakken.
Zo zag ik je daar in gedachten voorbij wandelen; lachend, met een ijsje in je hand.
Na de zomer begon de herfst, jouw lievelings seizoen. Elke keer als ik iets moois zag dacht ik aan jou. Dan hoopte ik dat je misschien door mijn ogen mee kon kijken. 
Het werd winter en jouw verjaardag ging voorbij zonder dat jij er was.
Daarna kwam Sinterklaas, Peter's verjaardag (die tot dit moment net zo oud was geweest als jij), mijn eigen verjaardag en daarna kerst en Oud en Nieuw.  Toen het vuurwerk begon, wist ik dat ik je achter moest laten in het oude jaar. Dat voelde zo raar en oneerlijk. Alsof onze wegen zich nu definitief gingen scheiden.
De feestdagen waren incompleet zonder jou. Daarom nam ik je stiekem mee naar alle speciale momenten. Soms wist ik me even geen raad, dan stak ik kaarsjes voor je aan en zette bloemetjes bij je fotolijstje. Ik draaide je favoriete jazz nummers en zong ze luidkeels mee. Dan hingen ineens de schilderijen en foto's scheef en meende ik zo nu en dan iets langs mij te zien bewegen. Was jij dat soms? 
De winter duurde lang. Loes en ik belde elkaar bijna dagelijks. Giel en ik  brachten Zoe naar haar nieuwe stage adres. Ik stoeide met Luca en knuffelde met de katten. Het leven ging door.
Er gebeurde mooie en minder mooie dingen. Er waren verdrietige momenten. Ik ben blij dat die jou bespaard zijn gebleven. 
Net als vorig jaar is de sneeuw gesmolten, zijn de goudvissen in de vijver weer boven gekomen en hebben de eerste voorjaarsbloemen hun kopjes alweer uit de donkere aarde omhoog geboord. Vogels hebben nesten gebouwd. Het heeft geregend, gehageld en een paar keer flink gestormd. We hebben gevochten, gehuild, gelachen, geleefd. Zonder jou.
Dag mam.


Monday 26 March 2018

Besmettingsgevaar

Het griepvirus heeft zich deze winter onvermurwbaar en in verschillende varianten gemanifesteerd. Bovendien vriest het nog flink. Deze twee factoren garanderen mij dat het druk zal zijn in de wachtkamer van de huisarts. En ik heb gelijk:  Ik zie rode neuzen, dikke sjaals en waterige ogen. Er wordt gehoest, geniest en hier en daar zelfs zacht gekreund. De huisarts heeft deze tijd van het jaar genoeg klandizie.
In de ongezellige ruimte bevindt zich een stereoptype opstelling van mensen. Het lijkt alsof iemand met weinig fantasie een groep figuranten ingehuurd heeft. Het is dezelfde groep die ik ook zie wanneer ik naar de markt ga, als ik op de trein sta te wachten of wanneer ik op een willekeurige zondagmiddag door het Vondelpark loop. Het lijkt een groep mensen die afkomstig is van een middelmatig castingbureau.
Een groep onderbetaalde, stereotype figuranten die is komen opdraven om een paar centen te verdienen. Sombere figuren. Fantasieloze personages. Gewone mensen.
Ik loop naar binnen en zeg bescheiden "Goedemorgen". Hier en daar mompelt er iemand iets terug. Sommigen pretenderen me niet te hebben gehoord en kijken zwijgend voor zich uit.

Er zijn nog enkele zitplaatsen vrij en ik heb het geluk, dat ik een vrijstaande stoel aantref. Ik ben niet bang aangelegd maar toch enigszins huiverig om iets besmettelijks op te lopen.
Het duurt lang voor de volgende patient geroepen wordt en ik heb gelegenheid om het hele groepje op mijn gemak te kunnen bekijken: Links van mij bevindt zich een jonge moeder die eruit ziet alsof ze al een week niet geslapen heeft. Haar blik is geirriteerd en haar toon is ontstemd.
Een peuter met een speen half in de mond, zit aan het "speeltafeltje"en probeert iets te creëren van het stapeltje puzzelstukjes waar de verf afgesleten is.
Wanneer het kind lachend iets wil zeggen legt de moeder gefrustreerd haar hand op haar mond en maakt een luid sissend geluid. Eerlijk gezegd erger ik me vaak meer aan de ouders, dan aan de kinderen. Ook hier krijg ik de neiging om de moeder een corrigerende tik op de vingers te geven.
Naast haar zit een vrouw van middelbare leeftijd. De vrouw heeft een dikke winterjas aan en een muts op. Ze heeft een tas op schoot die ze angstvallig met beide handen vasthoudt. Bij haar voeten staat een boodschappentas waar een bos prei uitsteekt.
Het echtpaar dat naast de vrouw zit voert een discussie in een taal die ik niet kan thuisbrengen. De man is klein en gedrongen. Hij heeft een gerimpeld gezicht en is in het bezit van een bijzonder fraai gevormde snor. Zijn vrouw draagt een lange kaftanachtige jurk met een jas eroverheen, een hoofddoek en aan haar voeten een paar fragiele muiltjes.
In de hoek van de wachtkamer zit een jongen van een jaar of twintig. Zijn kleding; collegesjaal, spijkerbroek en sweater, en rugzak waar een paar boeken uitpuilen doen vermoeden dat hij student is.
In het midden zit een bejaarde vrouw die mij aan mijn moeder doet denken. Ze is duidelijk op leeftijd, maar is kleurrijk en eigenzinnig gekleed.
Dan komt er een heer binnen. Ik schat hem een jaar of tachtig.
De heer is gedistingeerd doch enigermate zwierig gekleed. In zijn handen houdt hij een boeket.
De heer groet alle wachtenden met een krachtig "Zeer goedemorgen" en wil vervolgens plaatsnemen naast de oudere dame.
"Goh, zijn die voor mij? "zegt de vrouw met een bloedserieus gezicht.
"Nee", zegt de heer. Die heb ik zorgvuldig voor iemand anders uitgekozen."
"Het is anders een fleurig boeket". zegt de vrouw nu. "Het ziet er vrolijk uit".
"Dat ben ik niet"zegt de heer nu terug. "Ik wou dat ik dood was."
"Dan bent U hier op het verkeerde adres" respondeert de dame.
"Misschien kom ik wel om een spuit" zegt de heer nu weer. Hij lacht er ondeugend bij.

Even is het stil en dan begint iedereen te lachen: De vrouw met de boodschappentas, de jonge moeder, de peuter, het echtpaar, de bejaarde dame, de student. En ik.






Tuesday 6 March 2018

Het huis van Nijntje

De boekjes waar ik je uit voorlas toen je klein was, ik heb ze bijna allemaal nog. Sommigen heb ik zo vaak gelezen dat ik de woorden na al die jaren nog weet. Zoals deze: "Dit is het huis van Nijntje, het is wel niet zo groot, maar wel heel erg gezellig. De luiken die zijn rood".
Wat leek alles toen anders. Simpel, gezellig en hoopvol. Nijntje beleefde een hoop avonturen:  Ze leerde fietsen, haar vriendinnetjes kwamen logeren en ze ging naar de dierentuin  met opa en oma Pluis. 
Nijntje had altijd plezier.
Jij was klein maar nu ben je groot. Je hebt je eigen huis in Amsterdam en twee katten. Twee hartewensen die uitkwamen.
In het kleine huisje zijn de gordijnen altijd dicht. De wasmachine is kapot. Er staan verwelkte bloemen en  heel veel vuile afwas in de keuken en wasgoed op de vloer. Er staan zoveel spullen van de straat dat je er nauwelijks kan lopen. Met de deur op slot en de ramen gesloten verstop jij je daar voor de rest van de wereld. "Het bunkertje" noem je het sarcastisch.

Het huisje ziet er anders uit dan in het Nijntje boekje.  
Ook de wereld ziet er anders uit.
Jouw wereld is onvoorspelbaar. Er dringt nauwelijks daglicht door. Het is een wereld van stilstand, van chaos en van eenzaamheid. Een wereld in een andere dimensie. Een onveilige wereld.

Vandaag word je opgenomen.  Ik heb een tas ingepakt met schone sokken, toiletartikelen, een paar stuks nieuwe kleding en een boek. Boven op zolder heb ik je oude knuffelkonijn gevonden en die heb ik er ook bij gestopt. Straks gaan we je ophalen en brengen we je weg. Het lijkt  zo eenvoudig.

Ik ben bang maar ik houd me sterk. Ik laat niks merken. Ik pak je hand en zeg dat het goed komt. Inwendig tril ik. Mijn God, wat ben ik bang. 
Ik durf haast niet meer te hopen. Maar ik doe het toch. 

En dan zit je achterin de auto. Je katten zitten in een mandje naast jou op de achterbank. Die neem ik voorlopig mee naar huis.
Daar zit je dan.
Het kind dat zo graag buiten was. Het kind dat altijd lachte. Dat graag zong en zo goed kon leren. Het  gezonde kind. Het gelukkige kind. Het buitenkind, dat met rubber laarsjes in de plassen stampte. Dat speelde met de dieren van de boerderij. Rennend, ravottend en gierend van het lachen. Dat alles kon worden, misschien wel paleontoloog, of uitvinder. Of dierendokter.
Net als Nijntje in de boekjes.
Voorzichtig rijden we de straat uit.
Daar gaan we.
We proberen niet bang te zijn.
Het is gewoon een nieuw avontuur.
Ik durf haast niet te hopen.











Saturday 24 February 2018

Long time no see

Ondanks dat de trein overvol is vind ik twee lege banken.
Ik neem plaats aan het raam en zet mijn rugzak tegenover mij.
Ook al is het  hartje winter en bitter koud, de zon schijnt zo fel door het venster dat het toch een beetje voorjaar lijkt. 
De trein zet zich in beweging en bebouwde gebieden wisselen elkaar af met stukken weidegrond waar mollige schapen bedaard in groepjes bijeen staan.
Bij een volgend station leegt en vult de trein zich opnieuw.
Een man van een jaar of veertig schuift voorzichtig langs mijn knieen naar de lege zitplaats tegenover mij. Zuchtend neemt hij plaats.
Een helder, fris aura van koude buitenlucht omhult hem.
Maar de man oogt moe. Zijn handen met te grote handschoenen laat hij rusten in zijn schoot. Hij sluit zijn ogen.

De trein rijdt verder. Een nieuw station brengt weer een nieuw aantal reizigers met zich mee.
Een van hen, een vrouw met een ernstig gezicht, zeult een zware koffer door het gangpad. Ze loopt langs maar blijft  dan even stilstaan.  Haar blik is gevestigd op de man tegenover mij.
In een seconde die een eeuwigheid lijkt te duren blijft de blik van de vrouw op de man gericht.
Haar ogen lachen en huilen tegelijk. De man heeft zijn ogen nog gesloten.
Dan speelt zich plotseling een film af.

Ik zie de man en de vrouw. Zij zijn erg jong.. Haar ogen staan vrolijker dan vandaag, haar haren lijken blonder en er zitten meer krullen in.
Haar gezicht is zacht en perzikkleurig. Een kinderlijk gezicht nog.
De man zit naast haar. Ik zou hem bijna niet herkennen. Hij is erg slungelig en zijn ogen staan ongelovig. Hij oogt als een onnozele, nog speelse jonge hond, zoals ik dat wel vaker zie bij jonge mannen op het randje van volwassenheid.  Hij heeft een blos op zijn wangen. Een aandoenlijke, jongensachtige blos. Zijn arm ligt stevig om haar schouders .Alsof hij daarmee zijn onzekerheid wil verbloemen. Of hij hiermee wil laten zien dat het menens is. Het is een energieke, zorgzame arm. Een zelfverzekerde arm. Een arm die op weg is naar volwassenheid. Naar een toekomst samen met haar.
Naar vakanties met z'n tweetjes. Naar een huis om in te wonen. Naar een kind, een hond en misschien wel een konijn in een zelf getimmerd hok. 
Naar voor altijd met elkaar. Naar gelukkig zijn. Ekaar trouw blijven en nooit ruzie maken.
Naar "In ziekte en gezondheid" naar eindeloze vrijpartijen, naar nooit meer zonder elkaar.
Hij slaat zijn arm nog iets dichter om haar heen.
Dan geven ze elkaar een kus.
Samen zitten ze zwijgend tegen elkaar aan op het bankje van de trein.

De vrouw wendt haar blik weer af. Dan loopt ze door.




Monday 29 January 2018

Kleine jongen

Hij zet zijn fiets voor de deur. Zijn haren hangen in natte slierten voor zijn gezicht. Zijn jas is doorweekt. Op zijn rug draagt hij een loodzware tas. Zijn wangen blozen en hij kijkt ernstig. Hij komt zojuist uit school.
Hij lijkt verbaasd mij thuis te zien en zijn blik veranderd in een glimlach. "Kleintje"zegt hij tegen me. Hij lacht er breed bij. Mijn hart maakt een sprongetje als ik hem zie. Mijn zoon. Mijn jongste kind. Hij is ruim een kop groter dan ik. 
Mijn zoon; de grappenmaker, de toneelspeler, de danser, de filosoof, de creatieveling. Wat ben ik trots op hem.
Was hij twee jaar geleden nog een knulletje.Nu is hij lang, breedgeschouderd en stoer. Een jongen waar meisjes verlegen mee flirten.
Een jonge prins, vol van energie, van verhalen, van grappen, anekdotes, nieuwe ervaringen en uitdagingen.
Zijn leven is een belofte. een avontuur.
Hij is een jonge hond die uitgelaten door het leven draaft.  Snuffelend, dansend. De toekomst is louter een onontgonnen terrein voor hem om te ravotten, graven en stoeien.
De toekomst is van hem en die is eindeloos. 
Ik zie hoe hij langzaam maar zeker steeds zijn eigen weg gaat.  
Hij is geen kleine jongen meer.

Ik las eens een verhaal van een vrouw die zich haar kinderen voorstelde wanneer zij heel oud zouden zijn. Een moment ver in de toekomst, wanneer zij er al lang niet meer zou zijn.
En dat, wanneer zij oude mensen zouden zijn, zij niets meer voor ze kon betekenen.
Die gedachte maakte dat ze bijna in tranen uitbarstte.
"Ik hoop", schreef ze, "dat mijn kinderen niet eenzaam oud worden". Want, ik blijf immers altijd hun moeder, maar ik kan niet voor altijd bij ze blijven.

Ik heb drie kinderen. Twee meisjes die al jonge vrouwen zijn. En een zoon die keihard van zijn kinderjaren naar volwassenheid op weg is. Gehaast, gemotiveerd. Speels en bijna onbeheerst .

Over een tijd zal hij het huis verlaten. Zal hij een meisje ontmoeten waar hij verliefd op wordt. Hij zal een man worden. Misschien zal hij zelf vader worden. En op een dag zal ik alleen op de achtergrond aanwezig zijn.
De snelheid waarmee hij de toekomst tegemoet rent maakt me soms bang. 
Maar het maakt me ook trots. 
Maar soms kijk ik terug naar de tijd dat hij nog klein was.
Dat hij in mijn armen in slaap viel en alles zo eenvoudig leek.

Andre Hazes:

Dit leven gaat voorbij 
Er is zo weinig tijd dus leef want jij bent vrij 
Maar doe het wel verstandig maak de mensen blij 
Dan zul je echt gelukkig zijn 
Want het leven is zo kort  
Veel dingen worden anders als je ouder wordt 
Je speelt nu nog met blokken maar dat duurt niet lang 
Het is jammer, maar je blijft niet klein .

Kleine jongen....



Tuesday 9 January 2018

Klokkijken

Ik kon niet slapen gisteren.
Braaf was ik mijn wederhelft gevolgd naar de slaapkamer want hij was moe.
Hij had gelijk.
Ik had eigenlijk ook moe moeten zijn en was dat waarschijnlijk ook. Echter mijn hoofd wilde weer eens niet toegeven.
En mijn hoofd is enorm koppig, letterlijk en figuurlijk.
Ik wist dus eigenlijk al dat het geen zin zou hebben in bed te gaan liggen.
Want het hoofd heeft altijd het laatste woord. Het lijf kan nog zo moe zijn. Als het hoofd het niet wil wordt er niet geslapen.
"Waarom ben je onrustig?" Vroeg ik. Maar het hoofd wist het niet. 
"Is er iets dat ik kan doen?" Vervolgde ik. Maar het hoofd schudde somber van nee.
Intussen lag ik in de donkere slaapkamer en probeerde een houding te vinden waarin ik makkelijk in slaap zou vallen. Maar het bed lag verschrikkelijk.
Mijn nek lag geknakt op het kussen. Mijn voeten waren ijskoud terwijl de rest van mijn lichaam bloedheet aanvoelde.
Mijn oren waren gespitst op elk geluid en zodra ik een klein beetje leek te kunnen ontspannen, hoorde ik een geluid waarop mijn hele systeem alert reageerde.
Mijn wederhelft was inmiddels in een een diepe slaap gezakt. Zijn ademhaling werd eerst regelmatig en ontwikkelde zich geleidelijk tot een vredig gesnurk.
Ik probeerde mijn oren onder het dekbed te verstoppen zodat ik het niet meer zou horen, maar het gesnurk leek telkens in volume toe te nemen.
Ik overwoog om op te staan en een fles wijn leeg te drinken.
Maar het hoofd zei dat ik dat niet mocht.
"Wat wil je nou eigenlijk"? Vroeg ik geirriteerd.
Het hoofd wist het nog steeds niet.

Mijn gedachten maakten sprongetjes. Alle kanten op. Omhoog en omlaag. 
Ineens dacht ik aan een klok die ik vroeger had gehad.
De klok had sierlijke krullen en een barok uiterlijk.
Ik vroeg me af wat er ooit mee gebeurd was.
Ik zag de klok heel precies voor me: het uurwerk zat een beetje los en het liep niet meer, maar de lijst erom heen was zo uitbundig versierd dat ik er altijd graag naar keek.
De klok had zijn oorspronkelijke functie verloren, maar als sierobject was hij me veel waard.
Ik vroeg me af wat er met de klok gebeurd was. Had ik hem weggegooid? Of weggegeven?
Had iemand hem meegenomen om hem te repareren?
Ineens miste ik de klok.
Dit was een vreemde gewaarwording aangezien ik al jaren niet meer aan hem gedacht had.
De klok, was hij van mijn ouders geweest?
Ik vermoedde van wel.

"Je neemt me in de maling he?"zei ik tegen het hoofd.
Je laat me dingen zien om me wakker te houden. Je probeert me raadseltjes op te laten lossen zodat ik niet in slaap kan vallen".
Even was ik boos.

Het volgende moment zag ik duidelijk waar de klok vandaan kwam. 
Hoe hij vroeger bij mijn ouders in de huiskamer stond. Lang voordat ik hem gekregen had.
Ik herinnerde me dat mijn vader hem op een veiling had gekocht. Met de gedachte hem op te knappen.
De kapotte klok met haar mooie, krullerige behuizing.
Maar het was er nooit van gekomen.
Ik werd droevig van dat beeld en er rolde een traan over mijn gezicht die terecht kwam op mijn kussen.

"Wees maar niet verdrietig". Zei ik tegen mezelf.
Daarna viel ik in slaap.