Monday 29 January 2018

Kleine jongen

Hij zet zijn fiets voor de deur. Zijn haren hangen in natte slierten voor zijn gezicht. Zijn jas is doorweekt. Op zijn rug draagt hij een loodzware tas. Zijn wangen blozen en hij kijkt ernstig. Hij komt zojuist uit school.
Hij lijkt verbaasd mij thuis te zien en zijn blik veranderd in een glimlach. "Kleintje"zegt hij tegen me. Hij lacht er breed bij. Mijn hart maakt een sprongetje als ik hem zie. Mijn zoon. Mijn jongste kind. Hij is ruim een kop groter dan ik. 
Mijn zoon; de grappenmaker, de toneelspeler, de danser, de filosoof, de creatieveling. Wat ben ik trots op hem.
Was hij twee jaar geleden nog een knulletje.Nu is hij lang, breedgeschouderd en stoer. Een jongen waar meisjes verlegen mee flirten.
Een jonge prins, vol van energie, van verhalen, van grappen, anekdotes, nieuwe ervaringen en uitdagingen.
Zijn leven is een belofte. een avontuur.
Hij is een jonge hond die uitgelaten door het leven draaft.  Snuffelend, dansend. De toekomst is louter een onontgonnen terrein voor hem om te ravotten, graven en stoeien.
De toekomst is van hem en die is eindeloos. 
Ik zie hoe hij langzaam maar zeker steeds zijn eigen weg gaat.  
Hij is geen kleine jongen meer.

Ik las eens een verhaal van een vrouw die zich haar kinderen voorstelde wanneer zij heel oud zouden zijn. Een moment ver in de toekomst, wanneer zij er al lang niet meer zou zijn.
En dat, wanneer zij oude mensen zouden zijn, zij niets meer voor ze kon betekenen.
Die gedachte maakte dat ze bijna in tranen uitbarstte.
"Ik hoop", schreef ze, "dat mijn kinderen niet eenzaam oud worden". Want, ik blijf immers altijd hun moeder, maar ik kan niet voor altijd bij ze blijven.

Ik heb drie kinderen. Twee meisjes die al jonge vrouwen zijn. En een zoon die keihard van zijn kinderjaren naar volwassenheid op weg is. Gehaast, gemotiveerd. Speels en bijna onbeheerst .

Over een tijd zal hij het huis verlaten. Zal hij een meisje ontmoeten waar hij verliefd op wordt. Hij zal een man worden. Misschien zal hij zelf vader worden. En op een dag zal ik alleen op de achtergrond aanwezig zijn.
De snelheid waarmee hij de toekomst tegemoet rent maakt me soms bang. 
Maar het maakt me ook trots. 
Maar soms kijk ik terug naar de tijd dat hij nog klein was.
Dat hij in mijn armen in slaap viel en alles zo eenvoudig leek.

Andre Hazes:

Dit leven gaat voorbij 
Er is zo weinig tijd dus leef want jij bent vrij 
Maar doe het wel verstandig maak de mensen blij 
Dan zul je echt gelukkig zijn 
Want het leven is zo kort  
Veel dingen worden anders als je ouder wordt 
Je speelt nu nog met blokken maar dat duurt niet lang 
Het is jammer, maar je blijft niet klein .

Kleine jongen....



Tuesday 9 January 2018

Klokkijken

Ik kon niet slapen gisteren.
Braaf was ik mijn wederhelft gevolgd naar de slaapkamer want hij was moe.
Hij had gelijk.
Ik had eigenlijk ook moe moeten zijn en was dat waarschijnlijk ook. Echter mijn hoofd wilde weer eens niet toegeven.
En mijn hoofd is enorm koppig, letterlijk en figuurlijk.
Ik wist dus eigenlijk al dat het geen zin zou hebben in bed te gaan liggen.
Want het hoofd heeft altijd het laatste woord. Het lijf kan nog zo moe zijn. Als het hoofd het niet wil wordt er niet geslapen.
"Waarom ben je onrustig?" Vroeg ik. Maar het hoofd wist het niet. 
"Is er iets dat ik kan doen?" Vervolgde ik. Maar het hoofd schudde somber van nee.
Intussen lag ik in de donkere slaapkamer en probeerde een houding te vinden waarin ik makkelijk in slaap zou vallen. Maar het bed lag verschrikkelijk.
Mijn nek lag geknakt op het kussen. Mijn voeten waren ijskoud terwijl de rest van mijn lichaam bloedheet aanvoelde.
Mijn oren waren gespitst op elk geluid en zodra ik een klein beetje leek te kunnen ontspannen, hoorde ik een geluid waarop mijn hele systeem alert reageerde.
Mijn wederhelft was inmiddels in een een diepe slaap gezakt. Zijn ademhaling werd eerst regelmatig en ontwikkelde zich geleidelijk tot een vredig gesnurk.
Ik probeerde mijn oren onder het dekbed te verstoppen zodat ik het niet meer zou horen, maar het gesnurk leek telkens in volume toe te nemen.
Ik overwoog om op te staan en een fles wijn leeg te drinken.
Maar het hoofd zei dat ik dat niet mocht.
"Wat wil je nou eigenlijk"? Vroeg ik geirriteerd.
Het hoofd wist het nog steeds niet.

Mijn gedachten maakten sprongetjes. Alle kanten op. Omhoog en omlaag. 
Ineens dacht ik aan een klok die ik vroeger had gehad.
De klok had sierlijke krullen en een barok uiterlijk.
Ik vroeg me af wat er ooit mee gebeurd was.
Ik zag de klok heel precies voor me: het uurwerk zat een beetje los en het liep niet meer, maar de lijst erom heen was zo uitbundig versierd dat ik er altijd graag naar keek.
De klok had zijn oorspronkelijke functie verloren, maar als sierobject was hij me veel waard.
Ik vroeg me af wat er met de klok gebeurd was. Had ik hem weggegooid? Of weggegeven?
Had iemand hem meegenomen om hem te repareren?
Ineens miste ik de klok.
Dit was een vreemde gewaarwording aangezien ik al jaren niet meer aan hem gedacht had.
De klok, was hij van mijn ouders geweest?
Ik vermoedde van wel.

"Je neemt me in de maling he?"zei ik tegen het hoofd.
Je laat me dingen zien om me wakker te houden. Je probeert me raadseltjes op te laten lossen zodat ik niet in slaap kan vallen".
Even was ik boos.

Het volgende moment zag ik duidelijk waar de klok vandaan kwam. 
Hoe hij vroeger bij mijn ouders in de huiskamer stond. Lang voordat ik hem gekregen had.
Ik herinnerde me dat mijn vader hem op een veiling had gekocht. Met de gedachte hem op te knappen.
De kapotte klok met haar mooie, krullerige behuizing.
Maar het was er nooit van gekomen.
Ik werd droevig van dat beeld en er rolde een traan over mijn gezicht die terecht kwam op mijn kussen.

"Wees maar niet verdrietig". Zei ik tegen mezelf.
Daarna viel ik in slaap.