Friday 21 December 2018

De vader van Joost

Als ik door het donker naar huis fiets zie ik ze opdoemen. De contouren van de nieuwe speeltoestellen die op het grasveld bij ons huis worden geplaatst.
Wanneer ik er bij daglicht opnieuw langs fiets, zie ik pas goed wat er staat. Een wip, een klimrek, een schommelmat, een ton, een ding om overheen te springen en nog veel meer.
En dan gebeurt er iets eigenaardigs. Ik krijg spontaan zin om te gaan spelen.
Binnenin mij voel sterk ik de neiging om mijn fiets neer te gooien en op de schommels af te rennen. Net als vroeger (wanneer ik meestal net te laat was, omdat andere kinderen sneller, sterker en vooral, brutaler waren).
Ik ben geen kind meer. Maar toch.... Wie weet, misschien was het kind nooit helemaal weg en heb ik mezelf alleen wijs gemaakt dat ik geen kind meer mag zijn.
Ik stap even af en kijk naar al die prachtige speeltoestellen. Ze zijn nog nieuw en onaangeraakt. Van prachtig ongeverfd hout. Ze zien er mooi en uitnodigend uit.
Straks zullen ontelbare kinderen zich ermee amuseren. Tot ook zij weer (te) groot zijn. En niet meer onbevangen.
Terwijl ik daar zo sta, met mijn fiets aan de hand, denk ik even terug aan toen. De tijd dat alles zo vanzelfsprekend was.
Ik weet nog hoe het was om heel hoog te schommelen. Met mijn haren in de wind en tranen in mijn ogen.
Ik weet weer hoe het voelde.
Hoe we naar de speeltuin gingen. Of naar het park. Stiekem lachend om volwassenen. Om hun ernstige blik, hun rare manier van lopen of hun eigenaardige gedrag. Hoe we altijd boordevol energie zaten, en een van ons plotseling: "Wedstrijdje!!!!" kon roepen. 
Zomaar uit het niets.
En dat we dan heel hard gingen rennen.Of fietsen. 
En dat we dan buiten adem bij onze voordeur aankwamen en dan "Doeii" riepen en naar binnen gingen.
Ik kan me herinneren hoe ik talloze keren met mijn beste vriendin de Overtoom af ben gewandeld. Kletsend. Zingend. Rennend, Hinkelend. Om ons heen kijkend.
Vaak kwamen we dezelfde enge man tegen met een woeste kop met lang haar en een verwilderde blik in zijn ogen.
"Kijk, dat is Joost zijn vader" fluisterde ik heimelijk tegen mijn vriendin. Joost zat bij ons in de klas en was een stille, beetje mysterieuze jongen.
"Nietes"zei mijn vriendin. ""Ik geloof je niet".
"Welles"zei ik.
En toen deed mijn vriendin iets heel dappers.
Ze liep naar die rare, enge man toe en zei tegen hem: "Meneer, bent u de vader van Joost?"
De man keek ons aan en zei eerst niks.
We stonden op het punt heel hard weg te rennen toen hij ineens zijn hand naar zijn woeste baard bracht. 
Vervolgens zei hij nadenkend: "Niet dat ik weet",  draaide zich peinzend om en liep weg. Mompelend.
Het was een heel gewone vraag. Maar toch was het enorm dapper.

De speeltuin ziet er uitdagend, enigszins verleidelijk uit. Ook al ben ik geen kind meer. Het is vast nog niet te laat om een keer te gaan schommelen.
Maar wie de vader van Joost is zal waarschijnlijk altijd een mysterie blijven.



No comments:

Post a Comment