Stil is het. In huis en ook buiten, op straat. Het donker
van de nacht maakt heel langzaam plaats voor diffuus ochtendlicht. Het regent zachtjes. De Amsterdamse straat oogt
verlaten en als gevolg daarvan enigszins triest. Wanneer de mensen slapen leeft de stad niet.
Het asfalt en de klinkers glimmen van de regen. Hier en daar rijdt een auto en slentert een
eenzame wandelaar. Verkeerslichten gaan automatisch op rood, groen en oranje.
In huis zijn de gordijnen gesloten. De kat des huizes loert
door een opening in het gordijn naar de vogels op straat, die brutaal iets van
het wegdek pikken. Op de salontafel staan nog wat restanten van de vorige
avond. Een asbak met een gedoofde, halfopgerookte filtersigaret en twee glazen,
waarvan er een halfleeg is. De
afstandsbediening van de televisie ligt in een fauteuil. De kussens zijn in
elkaar gedeukt en er ligt een in elkaar gefrommelde zakdoek. Op de vloer
liggen een paar uitgeschopte schoenen. De klok tikt.
Zachtjes loopt ze op haar kousenvoeten de trap af. Haar
schoenen houdt ze in haar hand. De kat kijkt op en knipoogt. Ze is niet gewend
dat er zo vroeg al volk in de kamer is. Beneden haalt ze haar koffer uit de gangkast.
Ze loopt naar de keuken
en pakt een krentenbol. Als ze de koelkastdeur opent valt er iets op de
grond. Het geluid laat haar schrikken en even blijft ze roerloos staan.
Met grote angstige ogen, de krentenbol in haar mond, luistert ze of er iemand wakker is
geworden.
Heel zachtjes trippelt ze naar de trap en kijkt naar boven. Gerustgesteld
door het zachte gesnurk dat uit haar ouders’ slaapkamer komt pakt ze haar jas.
Ze zet haar koffer bij de voordeur en loopt terug naar de
woonkamer. De klok tikt. De kat lijkt haar alweer vergeten. Zij mauwt zachtjes
naar de vogels op de stille straat.
Heel eventjes neemt ze plaats op de bank. Dan haalt ze een pen en een opschrijfblokje uit
haar handtas en schrijft iets op. In gedachten likt ze even aan de pen en legt dan het briefje op tafel, naast de asbak.
Bij het het bureautje staan fotolijstjes opgesteld. Ze tilt ze een voor een op en veegt over
haar wang. Ze slikt.
Dan trekt ze resoluut haar schoenen aan, pakt haar koffer en loopt
naar buiten. De deur trekt ze achter zich dicht.
Ze heft haar hoofd op en kijkt omhoog. Koude regendruppels vallen op haar gezicht.
Wanneer ze de straat oversteekt vliegen de vogels verschrikt
op.
Boven, in de slaapkamer schrikt haar moeder wakker,waarom weet ze niet. Ze stoot
haar man aan en rent dan de trap af naar beneden.
De klok tikt. De straatlantaarns gaan uit en heel even, een
fractie, is het donker buiten. Dan neemt het daglicht het over van de nacht. Met
het briefje in haar hand, barst de moeder in tranen uit.
Ze is weg. Ons kind is weg, snikt ze.
No comments:
Post a Comment