Ze zitten op hun vaste plek aan de kleine bar: Joop, Willem, Hansje, meneer Piet en Gerard. Ze hebben hun vaste plek. Dat betekent dat die plek soms leeg blijft zolang de persoon in kwestie er (nog) niet is.
Er mag nog gerookt worden, dus er hangt een wazig gordijn van sigarettenrook, dat zich verengt met de schrale geur van bier en het aroma van spareribs.
Ik beheer het restaurant gedeelte, en Marjo bestiert de bar. Marjo heeft donkerbruin haar en ze praat met een stevig, onmiskenbaar Amsterdams accent. Ze is goed gebronsd door een kunstmatige zon, of bruin uit een tube, of eerder een emmer. Marjo heeft een dikke buik. Het lijkt of ze zwanger is. De stamgasten zullen daar nooit ofte nimmer wat over zeggen, maar een enkele keer vraagt een argeloze gast "hoelang ze nog moet". Dat betekent dat de sfeer in het etablissement onmiddellijk omslaat en het gelach en luide gepraat verstomd.
Maar de meeste bezoekers van eetcafé "De Hut" kennen het personeel en zullen wijselijk hun mond houden. Ze kennen ook de stamgasten, die even vanzelfsprekend worden begroet als het personeel, alsof ze bij het interieur horen.
Eetcafe de Hut is een begrip in Amsterdam. De spareribs worden geserveerd op een grote, aluminium schaal. Je kunt er kiezen uit: Zoet, Pittig, Gerookt, of "Van Alles Wat". Ook staat er saté op de kaart, met een plakje kroepoek en frietjes, en is er een wisselende daghap te krijgen. Meenemen is ook mogelijk.
De Spareribs staan in frietemmers op de keukenvloer van het "kookologisch instituut", zoals de chef zijn territorium noemt, voordat ze in grote ketels uitgekookt worden. Daarna begint het uitgelezen bereidingsproces van bakken en grillen, en het bestrijken met de speciale kruidenmelange. "Volgens geheim recept" vertrouwd de bardame mij toe.
Dat de keuken niet al te geavanceerd is en ook niet brandschoon, is een understatement. "Ik zag net nog een rat wegschieten" zegt de chef tegen mij wanneer ik mijn dienst begin. Omdat ik om een baantje verlegen zit, accepteer ik de arbeidsvoorwaarden die, op zijn zachtst gezegd opmerkelijk en enigszins ongewoon zijn.
Tijdens het "sollicitatiegesprek" met de dikke, opgeblazen eigenaar, die steevast een cremekleurig overhemd draagt wat strak om zijn buik gespannen zit en wat zweetplekken onder de oksels heeft, wordt mij medegedeeld dat "een leuk blond type zoals ik" met gemak 100 euro fooi binnensleept op een avond. Dat heeft de eigenaar van de onderneming doen besluiten om verder geen salaris uit te keren. Omdat er geen kassa is, krijg ik een grote "knip"met wat wisselgeld. Alles wat ik extra overhoud wanneer alle rekeningen zijn betaald, is voor mij. En, verdomd; ik houd elke avond rond de 100 euro over. Als jonge, alleenstaande moeder, die het geld goed kan gebruiken neem ik het maar voor lief.
Eetcafe De Hut, dat gevestigd is op het Olympiaplein, trekt een bonte verscheidenheid aan gasten. "Zeg nooit klanten; je staat hier niet op de Wallen" sist Marjo mij toe. De taxichauffeur met de hangsnor, staat zij aan zij met de meneer uit Amsterdam Zuid, met de Burberry jas. Regelmatig staan er auto's dubbel geparkeerd. De politie knijpt een oogje dicht, want zij behoort zelf ook tot de vaste clientèle.
Terwijl ik het restaurant run, bestiert Marjo de bar, waar de stamgasten min of meer de enige afnemers zijn. Het is een bijzonder gezelschap. Hansje is een iel, mager ventje die aan straatvrees lijdt. Hij komt eigenlijk nooit zijn huis uit. Eten en drinken doet hij hier, ideaal, want dan is hij ook meteen even buiten geweest.
Meneer Piet praat met een geaffecteerd accent. Hij draagt altijd een tweedelig pak. Hij zegt steevast "toevallig even in de buurt" te zijn, en "wel wat beters te doen te hebben". Maar toch zit hij bijna dagelijks aan de bar. Gerard is een lange, uitgeteerde man met een vriendelijk gezicht. Omdat hij slechthorend is wordt hij meestal aangestoten wanneer er weer een rondje wordt gegeven. Dan knikt hij even en heft zijn glas. Ik heb hem nooit horen spreken.
Willem, is een stoere, gebruinde kerel met een kale kop. Hij werkt zelf ook in de horeca. Willem heeft een oogje op mij. Hij maakt me continu complimenten, en wil me mee uit eten nemen. Als ik na mijn dienst naar huis wil gaan, wil hij altijd geld inzamelen voor mijn oppas, zodat ik nog wat langer kan blijven. Op een dag stopt hij een kaartje in mijn hand, waar een paar hartjes op getekend zijn. Het is een "waardebon" voor een date met hem.
Dan is er nog Joop. Joop is klein van stuk, en hij schijnt overdag een baan op kantoor te hebben. Joop drinkt elke avond zoveel dat hij met zijn kop op de bar valt. "Hey joop, wakker worden" wordt er dan aan het einde van de avond gezegd. Dan wordt hij hardhandig wakker geschud. Dan opent hij zijn ogen en probeert nog een biertje te bestellen. In dit stadium wordt hij gewoonlijk genegeerd.
Het is jaren geleden, dat ik, als "leuk jong blond ding" bj de Hut werkte. Het was geen wereldbaan, maar toch denk ik er af en toe met weemoed aan terug en vraag ik me af, of de stamgasten nog altijd op hun vaste plek aan de bar zullen zitten.