Thursday, 26 June 2025

Geschiedenisles

 We rijden langs de rivier die ons  naar het middeleeuwse dorp Auzon leidt. De weg leidt door het dorp, waar ik de afgelopen 35 jaar de etalages heb zien vervagen en waar de een na de andere uitbaterij zijn deuren sloot. Wat over is zijn vage letters op gevels en vergeten uithangborden. Vliegengordijnen  wapperen in de deur van het pand waar ooit de bakker van het dorp zat. De gordijnen zijn gesloten. Er is nog een café op een hoek, waar tegen de gevel een paar racefietsen staan, en waar binnen een formica bar zichtbaar is. De mannen aan  de bar kijken nieuwsgierig op wanneer wij langsrijden met onze rode Tesla. Ik steek mijn duim omhoog, een opgeheven hand wuift terug.

Dan begint de weg te kronkelen, we rijden omhoog, langs de rotswand waar, aan de rand van het dorp het kerkhof ligt. Enkele ijzeren kruizen weten nog net boven de stenen muur te reiken, maar al snel is er niets meer te zien.

Ik was hier ooit, in dit dorp, met mijn vader. Ik, een jaar of twintig, en mijn vader een fitte vijftiger. Gebruind en energiek, gekleed in een spijkerbroek en een t shirt. Mijn vader wist over elke streek, stad of dorp waar hij regelmatig kwam, een geschiedenisles te geven. Zo ook over Auzon. Het dorp met zijn vele architecturale stijlen, waar autorijden, dankzij de vele hoge en uiterst smalle straatjes bijna onmogelijk is. We zijn dan ook te voet, en mijn vader praat honderduit. Straks vervolgen we onze weg, verder door de bergen waar hij mij voor de allereerste keer het huis zal laten zien. 

Wanneer de Tesla de hoek omslaat beginnen we aan het bekende parcours, dat we hier al vele malen afgelegd hebben. De kronkelende bergwegen, die uiteindelijk zullen leiden naar het gehucht Malaure.

Ooit heeft mijn vader de bochten stuk voor stuk geteld. Het precieze aantal is me ontschoten, maar het waren er ruim honderd.  Hoger en hoger klimmen we. We passeren de bekende gehuchten: "Bonjour", "Saint Hilaire", en "Espeluches". In een wei liggen een paar crème kleurige koeien.

En dan, in een bocht, houden we in. Hier gaan we van de weg af. We rijden naar beneden, langs de oude boerderij, die toch werkelijk bewoond is, maar waar we zelden mensen zien, naar de kom, waar het huis verscholen ligt.

Hoe lang ligt dit huis, deze gebouwen, waarvan een watermolen de hoofdrol speelt, en die een kleine commune met elkaar vormen, al berustend te wachten? Hoeveel bewoners heeft ze al zien komen en gaan? De immense Lindenboom die over het huis lijkt te waken, ritselt een zacht welkom als we de auto uitstappen.

En dan banen we ons een weg over het erf. We maaien het hoge gras weg met onze handen, we verschuiven het mos, dat op de traptreden groeit, en we openen de deur. We openen de luiken. Spinrag veegt over onze gezichten en dode insecten vallen uit de raamsponningen wanneer ik alle ramen stuk voor stuk opendoe. 

Het huis lijkt lankmoedig toe te kijken. Het is zo oud en moe, dat het een oog gesloten houdt. 

Wachtte mijn vader ons hier kort geleden nog breed glimlachend op, nu is het huis leeg, en lijkt het zich te hullen in stilte, eenzaamheid en, wellicht een tikje heimwee. 

Ik loop naar beneden, naar de beek. Dat was ook altijd het eerste dat mijn vader deed. En misschien deed de molenaar dit honderd jaar geleden ook, om te zien hoe hoog de waterstand is.  Hier, in de beek hebben we de as van mijn vader uitgestrooid. Het water is glashelder, met flonkerende stenen onder het wateroppervlak. Dit was de plek waar mijn vader kon ademen, waar hij gelukkig was.

We luchten de bedden, en vegen de vloer. Het hout kraakt, en in de tuin hoor je de lakens wapperen in de wind. We maken alles in gereedheid voor ons verblijf hier. 

En langzaam komt het huis weer tot leven.

Monday, 26 May 2025

Ontwaakt!

Wanneer er op zondagochtend aangebeld werd, keek mijn moeder meestal tersluiks en argwanend door het raam, want dan kon het wel eens gebeuren dat er een Jehova getuige voor de deur stond.

Bij ons thuis waren de zondagochtenden lui en laat, en kwam het regelmatig voor dat iedereen nog in  pyjama rondliep en er luid muziek werd gespeeld. Mijn ouders hechtten er weinig waarde aan zich te moeten conformeren aan burgerlijke orde en netheid. Daardoor vielen we wel wat op in de -toen nog- ietwat stijve en tuttige Amsterdamse straat. 

Nadat mijn vader ooit een Jehova met fysiek geweld had bedreigd -omdat die weigerde zijn voet uit de deuropening te halen — wilden we koste wat kost een herhaling voorkomen.

Het vervelende was, dat na dit voorval de Jehova's het op ons gemunt leken te hebben. Hun missie was bekering — en vooral wij waren het doelwit van hun vurige overtuiging.

Daarom was het cruciaal om Jehova’s op tijd te herkennen.

Opvallend was dat Jehova’s meestal als duo optraden: een dame en een heer. Hun ouwelijke, te nette kleding verraadde hen meteen — de man in pak met stropdas, de vrouw in japon of mantelpak. Wist je het nog niet helemaal zeker, dan kon je ze meestal wel thuisbrengen door hun merkwaardige grijns, die als het ware op hun gelaat geplakt zat. En was het nog steeds niet duidelijk, dan was de stapel tijdschriften of pamfletten, die ze onder hun arm geklemd hielden een zeer sterke aanwijzing.

Het waren spannende momenten, wanneer wij als gezin ons schuil hielden in de woning, terwijl de Jehova's probeerden om een glimp van ons op te vangen om ons zo ons naar de voordeur te lokken. Om dan een gesprek te beginnen met telkens dezelfde vraag :Mag ik eens met u praten over God?

Toen het weken achtereen niet gelukt was om ons tot een gesprek te verleiden, vonden wij stapels pamfletten in de bus. Onheilspellende teksten, waarin met hel en verdoemenis werd gedreigd, en waarin ons voor werd gehouden dat wij, als ongelovigen achter zouden blijven wanneer de wereld zou vergaan.

Ontwaakt! was er te lezen op de folders, die mijn vader meestal geërgerd in de vuilnisbak sodemieterde. 

Toen ook dit niet leek te helpen, volgden er handgeschreven brieven. De brieven, enkele kantjes lang, waren in een sierlijk handschrift opgesteld, en er stonden opvallend veel uitroeptekens en hoofdletters in.

Na verloop van tijd namen de bezoekjes van de Jehova’s af. De kerk in de buurt werd gesloopt, en de winkel vol bijbels en kruisbeelden hield ermee op.

De kans op bekering was daarmee voorgoed verkeken.


Tuesday, 13 May 2025

Mc Donalds en andere misverstanden.

Record

Het is tientallen jaren geleden dat ik ze voor het laatst zag — mijn twee beste vrienden van de middelbare school.

Die schooltijd voelde toen als een bevrijding. Een nieuw universum opende zich: met verliefdheden, schoolfeesten, stiekem roken en eindeloos filosoferen.

Het was het einde van de kindertijd — vonden wij — en het begin van een tijd waarin we voor het eerst vermoedden dat onze ouders misschien niet alwetend waren. Misschien zaten ze er soms ook gewoon naast.

Er groeide iets in die jaren, een kortstondige overtuiging dat wij tot een soort elite behoorden. De zeer tijdelijke elite van vijftien- en zestienjarigen. Onwankelbaar in onze mening dat wij — áls we al ooit volwassen zouden worden — het radicaal anders zouden doen dan de generaties voor ons. Weg met plicht, weg met voorspelbaarheid, en zeker weg met de grootspraak van al die volwassenen die dachten dat ze het leven doorgrond hadden.

Docenten werden geparodieerd met de ernst van cabaretiers in de dop, regels waren er om te negeren, en politiek... dat was iets voor grauwe mensen met grijze pakken.

Play

Als ik nu terugkijk, lijkt die periode van amper drie jaar eindeloos te hebben geduurd. Alsof de tijd toen trager tikte, stroperiger was. Langer dan de decennia die volgden, die voorbijraasden als een nachtbus waar je net te laat voor bent.

We hadden een lijstje, onuitgesproken maar bindend. We zouden nooit dik worden. Alleen nog jazz luisteren, onze kinderen trendy kleden en Amsterdam nooit verlaten. En, o ja — nooit van ons leven McDonald’s eten.

Mijn vriendin woonde aan de “goede” kant van het Vondelpark — met brede lanen en hoge plafonds. Wij woonden aan de minder goede kant. Mijn vriend leefde op een woonboot aan de rand van Amstelveen, met uitzicht op riet en stilte.

In die drie jaar bepaalden zij mijn blik op de wereld. Misschien waren we anders opgevoed, hadden we andere goden thuis, andere regels, andere stille verwachtingen — maar in elkaars gezelschap vielen die verschillen weg. Samen vormden we een gesloten ecosysteem van ideeën, muziek, dromen en ongelooflijk veel gelach.

Fast Forward

En vandaag zie ik ze weer.

We kregen kinderen, trouwden, scheidden, bouwden carrières op en braken ze af. We reisden naar verre oorden en keerden weer terug. We hebben liefgehad, verloren, gehoopt — en de was gedaan.

Onze ouders zijn oud geworden, of inmiddels verdwenen. Onze kinderen zijn uitgevlogen. We zijn opnieuw in een andere fase beland.

En nu gaan we samen proberen een samenvatting te maken van die tijd waarin alles nog moest beginnen.
Of misschien juist van de tijd waarin we dachten dat we het allemaal al wisten.

Ik zie ze aankomen. Het is wat onwennig.
Maar er is ook meteen herkenning.

De tape speelt door.

Thursday, 9 January 2025

Ain't misbehavin


Ik ben een slechte slaper. Op het moment dat het licht uitgaat, begint de stem in mijn hoofd tegen me aan te praten. Sinds ik met ACT therapie begonnen ben, heb ik begrepen dat deze stem ook wel "De piekerfabriek "genoemd wordt. Of "Het geweten". Om het piekeren te stoppen wordt geadviseerd om dit geweten af en toe flink belachelijk te maken, en het ook een naam te geven. Mijn geweten, die de leiding heeft over een piekerfabriek van enorme afmetingen; heet Trees.

Mijn moeder had de neiging om de naam Trees aan mensen (voornamelijk vrouwen) te geven, die ontzettend konden zaniken. Zo was er bijvoorbeeld een buurvrouw, waarvoor mijn moeder altijd wegvluchtte als ze haar door het raam zag aankomen. "Daar heb je die zeik Trees weer, ik ben er niet hoor", zei ze dan, terwijl ze zich verschuilde in de gang.

Net als de echte Trees kan die van mij ook vreselijk zaniken en zeiken. Er is altijd wel iets mis, of er dreigt iets mis te gaan. Trees zeikt constant aan mijn hoofd. Overdag kan ik me gelukkig schuilhouden omdat ik druk ben met andere zaken. Maar s'nachts ziet ze haar kans waar. Ik kan geen kant op. Trees gaat recht voor me staan en begint over de stomste dingen te zeuren. Over werk wat ik moet afmaken, keukenkastjes die ik nog moet schilderen, menu's die ik moet bedenken, wekkers die mega vroeg afgaan, kwalen en pijntjes die vast iets ernstigs betekenen, het klimaat dat op springen staat, een wereldoorlog die dreigt te beginnen, mijn kinderen die levensgevaar lopen als ze zich door het drukke verkeer van Amsterdam begeven, en mijn kat die misschien ziek is.

Er komt geen einde aan. Ook al zeg ik tegenwoordig letterlijk: Trees, je moet je kop houden, ik wil slapen.En, waarachtig, soms lijkt dat te werken. Trees stopt met zeuren. Het wordt even stil.

 Echter sinds kort heeft Trees iets nieuws bedacht. Ze zingt namelijk liedjes.

En die liedjes, die zijn niet te stoppen. Het licht gaat uit, ik geef mijn man een nachtkus, doe mijn oordoppen in, en dan begint het. Om een voorbeeld te geven: rond de kerst heb ik een halve nacht wakker gelegen van "Santa Claus is coming to town". Het erge was dat ik continu alleen het refrein hoorde. Waarschijnlijk omdat Trees de volledige tekst niet kent. En dat refrein stond op repeat.

Maar afgelopen nacht, toen ik eerst 280 dikke, wollige schapen had geteld, zodat ze veilig op stal konden, begon er ineens, uit het niets, een jazz liedje, dat ik vroeger vaak thuis hoorde. Heel bijzonder, want sinds mijn vader is gestorven, ben ik op raadselachtige wijze ineens alle nummers vergeten die hij vroeger op de piano speelde. Maar ineens wist ik het weer; dit liedje speelde mijn vader! En mijn moeder zong mee.

En ineens was ik klaarwakker. Ik zag mijn vader en mijn moeder in de woonkamer. Ik zag de planten op de vensterbank staan, de honden in hun mand liggen en de zon door het raam naar binnen schijnen. En ongevraagd kreeg ik van Trees een uitgebreide rondleiding door mijn ouderlijk huis. Ik zag het oude bureau van mijn vader, de eethoek en de enorme kast met boeken, waarvan ik zelfs de titels kon lezen: "Funeral games", van Mary Renault, en "Dickens, De verzamelde werken". En door de openstaande deuren van de achterkamer zag ik de tuin. Ik zag de waslijn waar mijn moeder een kleed overheen had gehangen. Ik zag de oude schuur, en ik zag de veranda waar een kat lag te slapen. 

En gedurende deze rondleiding hoorde ik mijn moeder zingen:"No one to talk with, all by myself, no one to walk with, but I'm happy on the shelf, ain't misbehaving, I'm saving my love for you"

Ik zag haar glimlachende gezicht. Ze keek me even aan en liep richting de keuken. En ik zag mijn vader, die nietsvermoedend aan het spelen was. Ik zag mijn zus haar fiets tegen de gevel aanzetten, en haar schooltas van de bagagedrager halen.

En even was ik Trees dankbaar.