Tuesday 27 August 2013

Ter overname aangeboden

Het is een prachtige ochtend. Ik besluit de fiets te nemen.
Zeven kilometer, naar het huis van mijn moeder.
Onderweg zie ik dingen die me nog nooit zijn opgevallen.
Ik kijk verwonderd om me heen.
Verbaas me over het pittoreske Nederland wat me normaal enigszins ontgaat wanneer ik er met de auto doorheen rijd.
Al die keren dat ik hier voorbij kwam en me zoveel ontging. Het is zonde.
Het zonlicht legt de nadruk op al het groen. Groen dat fijn is om naar te kijken, troostend, weldadig, haast dorstlessend groen. Weidegroen, groepjes bomen met grote groene pruiken, onkruidgroen dat een kans heeft gekregen wild en onstuimig te groeien in de berm waar de trein voorbij raast. Donkergroen water van de sloot naast het fietspad en Zaans groen op de houten huisjes.
Er zijn veel fietsers. Bejaarde echtparen, scholieren, moeders met kinderen achterop. Niemand draagt een jas, het is immers eind augustus. Het maakt een zorgeloze indruk.
Het landschap ruikt naar cacao.
De brug gaat open. Duiven vliegen verschrikt op. Tientallen kleine zeiltjes komen langzaam in beweging. Zonlicht reflecteert op het aluminium dek van de bootjes.
Een scheepshond blaft en kwispelt.
Twee zwoegende molens staan parralel aan elkaar. De een aan de Westzijde, de andere aan de Oostzijde van het water. De wieken draaien net niet gelijk .
Ik ben er nu bijna.
Het is de laatste keer dat ik er naar toe ga. De sleutels rammelen in mijn zak.
Als ik de hoek omsla en de straat inrijd voel ik me ineens verdrietig. Het is een korte vlaag die me even de adem beneemt. Ik slik en zet mijn fiets tegen de gevel.
Er hangen geen gordijnen meer. Iedereen kan naar binnen kijken. Het huis lijkt naakt.
Ik open het krakende houten hekje en loop naar de voordeur.
De kat van de buren staat meteen naast me en kijkt hoopvol omhoog.
Samen lopen we naar binnen, de kat en ik.
Het huis is leeg. Wat lijkt het groot.
Door het raam aan de achterzijde kijk ik de tuin in. De tuin waarvan ik ooit zei dat ik die zo mooi vond.
De tuin waar mijn moeder een opblaasbadje neerzette die eerste zomer, voor mijn kinderen.
Het is onvoorstelbaar dat het huis zo leeg is. Het was zo vol. Vol met kastjes, tafeltjes en stoelen. Krukjes, lampen en allerlei decoratie.
Mijn moeder vond steeds weer iets nieuws om mee te nemen. Iets "nieuws", wat ze op straat had gevonden, van iemand had gekregen of voor een paar centen op de kop getikt had. Iets wat vast wel een keer van pas zou komen.
Naast spullen had mijn moeder katten. Vier stuks die "officieel" van haar waren plus een groep buurtkatten die bij mijn moeder een hapje mee aten voor de gezelligheid.
De laatste tijd dat ze hier woonde ging het niet zo goed met mijn moeder.
Ze was niet lekker en voelde zich ontzettend alleen.
Ook al was ik vlakbij.
Toch ging het niet meer.
Ik voel me schuldig omdat ze er niet meer is.
Misschien is het beter zo, waar ze nu woont. Op het echte platteland. In een verzorgd aanleun flatje. Dicht bij mijn zus.
We deden iedere week samen boodschappen mijn moeder en ik. Ze at elke week een paar keer bij ons. Ze paste een paar dagen per week op mijn kinderen.
Ik check nog even de wanden en ontdek hier en daar nog een spijker die ik uit de muur trek.
Een van de spijkers valt op de grond en wanneer ik hem opraap zie ik een klein kaartje liggen.
Een klein verdwaald kaartje in een volkomen leeg huis.
Hoe onwaarschijnlijk ook, ik ben niet verbaasd.
Dat kaartje is vast voor mij bedoeld.
Een woord staat er op het kaartje geschreven.
Vrede.
Ik stop het kaartje in mijn tas en sluit de deur achter mij.
Het is mooi geweest.







No comments:

Post a Comment