Wednesday 17 October 2018

Diefstal

Het was koud op het schoolplein. Ik had me verstopt in mijn jas, de kraag hoog over mijn ijskoude neus.
Er was niemand om mee te spelen dus hing ik een beetje over het hek en keek omhoog naar het carillon bovenin het gebouw aan de overkant. Het Belfort hotel.
Wanneer het carillon begon te spelen mochten we weer naar binnen, de klas in. Maar dat vooruitzicht sprak mij niet erg aan. Liever bleef ik nog wat op het schoolplein over het hek hangen.
De juffen en meester wandelden druk pratend langs mij. Ik probeerde me onzichtbaar te maken, wat mij ook lukte. Zonder op te kijken liepen ze verder.
Elke dag tijdens het speelkwartier voelde ik me onzeker. Dat maakte dat het op school onveilig aanvoelde. Ik hoorde er niet echt bij.
Af en toe mocht ik meedoen met iets, soms werd ik geplaagd, uitgelachen of uitgedaagd. Meestal werd ik gewoon nergens bij betrokken.
Die eenzaamheid voelde als een schande. ik schaamde me ervoor dat niemand met mij wilde spelen en voelde me een buitenstaander. Daarom probeerde ik me onzichtbaar te maken wanneer de juffen en meester langs liepen. Hoopte ik dat ze in vredesnaam niet met me zouden gaan praten, want dan zou ik me helemaal een buitenbeentje voelen.
Een enkele keer maakten kinderen contact met mij. Zoals vandaag; twee meisjes uit een hogere klas, stapten resoluut op mij af.
De meiden, beste vriendinnen, leken veel op elkaar. Ze droegen dezelfde rode winterjas met dikke das en hadden beiden een lange vlassig blonde paardenstaart met een elastiek met gekleurde balletjes. De meiden waren heel goed in touwtjespringen, klapspelletjes en heel hard gillen en schreeuwen.
Alles, wat ik niet goed kon. Daarom was ik een beetje bang voor ze.
Vastberaden stonden ze ineens voor me en keken me recht in de ogen.
"Heb jij wel eens iets gepikt?"zei de brutaalste.
Ik zag dat ze voortdurend met haar ogen knipperde. Een tic, noemde mijn moeder dat. Ik wilde dat ik ook een tic had.
Omdat ik niet meteen antwoord gaf kwam nu ook het andere meisje recht voor me staan.
"Hey, ben je doof of zo?"
Ik schudde mijn hoofd. Maar ik wist niet of ik de vraag die ze mij gesteld hadden, naar waarheid moest beantwoorden.
Het meisje trok haar handschoen uit en wees naar haar vinger waar een ring omheen zat."Zie je dat, die heb ik gepikt bij de HEMA."
Ik keek geschrokken voor mij uit.
"wat een slome ben jij" zei het andere meisje lachend. Daarop renden ze samen hand in hand weg.
Mijn hart ging tekeer, het bonsde heel hard diep in mijn lijf dat warm was van de dikke winterjas.
Maanden later was ik met mijn vader en moeder en grote zus in het dorp, in de buurt van de boerderij waar we alle weekenden doorbrachten.
Naast de supermarkt was er nog een winkel in het dorp. Hier werden kado- en huishoudelijke artikelen verkocht. Wanneer mijn ouders boodschappen deden hingen mijn zus en ik daar rond.
In de winkel kon je porseleinen beeldjes, kantoorartikelen, bestekcassettes, vazen en mixers vinden. Ook was er een speelgoedafdeling waar mijn zus mij steeds hardhandig vandaan sleurde. Zij nam mij mee naar de glimmende display waar make up stond uitgestald.
Minutenlang stonden we daar te dralen. De winkelmevrouw op enige afstand argwanend toekijkend.

Daar heb ik mijn eerste diefstal gepleegd: Een doosje lichtblauwe oogschaduw.
Ik stopte het zomaar in mijn jaszak en liet mij vervolgens door mijn zus de winkel uit leiden. Ik meen me te herinneren dat zij een doosje rouge in haar hand hield.
Ik was doodsbang en ik schaamde me vreselijk. Tegenover de keurige winkelmevrouw, tegenover mijn  vader en moeder en tegenover de juffen en meester. Ook al wisten die allemaal nergens van.
De oogschaduw heb ik nooit gebruikt. Maar ik heb het doosje heel lang bewaard.
Telkens als ik naar het doosje keek voelde ik een rilling door mijn lijf gaan.
Dan voelde ik mij onoverwinnelijk.