Friday 27 November 2020

Geit

Als stadmeisje was het flink wennen op het Groningse platteland. De boerderij, die mijn ouders kochten toen ik acht jaar was, lag temidden van akkers en weilanden en was slechts bereikbaar via een zandweg.
Alles was er anders dan in de stad. De omgeving, de omstandigheden in het huis zelf, en de mensen die in het nabij gelegen dorp woonden. Het was een andere wereld. 
De reis ernaar toe was altijd een enorme onderneming. De kleine oldtimer van mijn vader werd volgepropt met ons kinderen, honden, eten en drinken en -meest tweedehands- spullen die op de boerderij van pas zouden kunnen komen.. Onderweg werd er meestal gestopt bij het "Roggebotse bos".
Ik weet niet precies waarom, maar zelfs de reis erheen vond ik al niet prettig. Ik bleef liever in de stad, waar het warm en overzichtelijk was en waar we televisie konden kijken. 
Op de boerderij was in het prille begin geen douche of bad, en zelfs geen echte wc. Er waren alleen maar oude dierenstallen, een grote ruimte die "de deel"werd genoemd en twee griezelige bedstedes. 
Daar hoorde ik ooit een spook.
Nee, de boerderij was geen fijne plek vond ik.
Zeker in de koudste wintermaanden wanneer het er nog donkerder en stiller was dan normaal.
Maar de zomermaanden waren anders.
Dan kwamen er altijd vrienden, kennissen uit Amsterdam en soms familie van mijn moeder uit Limburg. Ook Be de buurman, die alleen op de grote boerderij naast ons woonde at mee temidden van een groot, bont gezelschap.
Er was geluid, beweging en afleiding. Er werd gelachen en verteld. 
We zaten met z'n allen buiten aan lange tafels tot het te donker werd om elkaar te zien. De nacht was in Groningen donkerder dan in de stad. En de sterren waren ontelbaar. Ik heb er vaak een paar zien vallen.  Dan deed ik in stilte een wens.
Op een zorgeloze zomerse dag gingen we naar Zuid Laren. Daar kocht mijn vader voor mij een geit. De geit was nog zo klein dat ik samen met hem achter in de Renault 4 paste. De old timer was inmiddels verkocht.
Ik had gehoopt dat ik de geit mee mocht nemen naar Amsterdam, maar dat mocht niet van mijn vader en moeder. 
Daar heb ik om gehuild.
De geit bleef in Groningen, waar hij een stal deelde met het paard van de buurman.
Als de geit zich verveelde, sprong hij over een hekje zodat hij dichtbij het paard kon staan.
Ook deed de geit met zijn snuit het licht aan in de stal.
Een keer, toen Be, de buurman in dronken toestand vergeten was het duo te voeren, maakte de geit de staldeur open.
Het paard en de geit kuierden samen over het erf, tot ze betrapt werden.

Wanneer ik aan de geit denk, voel ik me een beetje weemoedig.
En denk ik toch met liefde en heimwee terug aan die tijd, lang geleden, in Groningen.