Friday 9 December 2022

Het huis aan de overkant.

Telkens, voordat ik ga slapen, loop ik heel even het kleine kamertje in en kijk door het raam. Het is donker en stil buiten. Maar in het huis brandt nog licht. Het is een geruststellend gevoel.

Natuurlijk brandt hier nog licht, het lijkt zo te horen.     Ik kijk en knijp mijn ogen tot spleetjes. Het is net of ik jou zie staan. Ik zie een gedaante in het schijnsel van het licht. Alle andere ramen zijn donker. Behalve dat ene.

Meer dan 15 jaar geleden stond ik hier ook, en was ik net verhuisd. Alles was nieuw voor mij, de stad, de buurt, het nieuwe huis.

Maar het feit dat jij hier al woonde gaf me een veilig gevoel. 's Avonds stond ik hier en wachtte tot mijn zoontje in slaap zou vallen. Hij was pas drie jaar. Het was toen zijn kamertje.

Pas op dat moment realiseerde ik me dat ik jouw huis kon zien. Dat we zo bij elkaar naar binnen konden kijken.

De volgende dag vertelde ik dat ik je in de woonkamer had zien staan. Je moest erom lachen. 

Dat we na al die jaren zo bij elkaar zouden komen, puur door toeval, vonden we geweldig. We pakten onze vriendschap weer op, die immers al vanaf onze lagere schoolperiode bestond.

Kort daarna heb ik afscheid van je moeten nemen, mijn vriendin.

Bijna elke avond kijk ik door het raam naar jouw huis. Denk ik jouw gestalte weer te zien. Denk ik even aan jou.

 Je bent bijna jarig. Die dag is niet te missen, want het is tweede kerstdag.    We vierden onze verjaardag vaak samen omdat we maar twee weken met elkaar scheelden. Ik op 12, jij op 26 december. 

Ik mis je nog vaak. Ik denk nog altijd aan je. Naar mate mijn leven vordert mis ik vaak jouw nuchterheid, je adviezen en je aanwezigheid. Soms snap ik het allemaal niet zo.. het hoe en waarom van dingen.

En dan vraag ik me af hoe jij zou hebben gereageerd.

Maar je bent er niet meer.

Maar ook ergens weer wel. Als ik 's avonds door het raam kijk en ik je zien, in het schijnsel van het licht. 

Dat elke avond brandt.


Monday 17 October 2022

Goedemiddag

 Wat is het vandaag prachtig weer, zegt de buurvrouw.

Ze maakt met haar hand een stopgebaar. Als een klaar-over die het verkeer tegen probeert te houden. Ik vertraag mijn pas en blijf staan.

Ik wilde even gezellig met je praten, zegt ze. Haar lach is zo breed en zo uitbundig, dat ik er een beetje bang van word. Ze neemt een positie aan, en staat nu voor mij, zodat ik onmogelijk verder kan lopen, zonder haar opzij te duwen.

Jammer he, we wonen naast elkaar, maar we weten bijna niks van elkaar. Zo jammer! Vroeger was dat anders. Tegenwoordig is er te weinig aandacht voor de medemens.

Ik knik en probeer een glimlach te veinzen. 

Ze praat verder: Wat hebben we het toch goed he. Er wordt toch veel te veel geklaagd in Nederland. En waarom? We wonen in een mooie buurt, er is hier geen vandalisme. Kinderen kunnen hier veilig spelen, er is volop groen. We hebben het zo getroffen! En moet je eens kijken wat een fan-tas-tisch weer het vandaag is. Geen wolkje aan de lucht. De zon die schijnt. We boffen toch maar. Vind je niet? dat we ontzettend boffen?

Ze neemt me van onder naar boven op. Ik geloof eigenlijk niet dat ze een antwoord verwacht, want voor ik iets kan zeggen, neemt ze weer het woord: 

Ik woon hier dus al twintig jaar. Mijn kinderen zijn hier opgegroeid. Mijn oudste dochter gaat binnenkort trouwen, en mijn zoon wordt voor de eerste keer vader. En ik kan zo goed met mijn schoondochter overweg! Dat is toch het allerbelangrijkste he, dat je kinderen het goed doen. Dat ze gelukkig zijn en hun plek in de maatschappij vinden! Een goede baan, een leuk huis. Wat wil een mens nog meer!

Ik begin te praten, maar de buurvrouw houdt me tegen door wederom haar hand op te steken.  Dan begint ze fanatiek te zwaaien, naar een man op een fiets.

Maar dan kijkt de buurvrouw me doordringend aan en vraagt: Maar hoe is het nu met jou?

En ik zeg:

Wil je dat echt weten buurvrouw? Hoe het met mij gaat? Nou, ik zal het je vertellen. Ik hoop dat je even de tijd hebt, want het is een heel verhaal. Waar zal ik eens beginnen?

Je weet toch, mijn oudste dochter? Die intelligente blonde meid. Die zo mooi kon zingen en zo opviel vanwege haar leerprestaties en vele talenten? Nou, daar gaat het heel slecht mee. Eigenlijk gaat het al jaren niet goed. maar sinds een jaar of vijf is haar verslaving echt een enorm probleem geworden. Tja, we hebben alles geprobeerd. De ene na de andere afkick kliniek, allerlei methodes en medicatie. Therapie, traumabehandeling, you name it.  We hebben alles geprobeerd. En op een gegeven moment leek het weer even goed te gaan. Maar aan het begin van het jaar is ze gaan samenwonen met haar vriend. Tja, toen bereikten we een nieuw dieptepunt. De deur is ingetrapt door de politie, we dachten dat ze dood waren. En hun hond maar blaffen. Dat arme beest was volledig in paniek.

Want weet je, haar vriend is dus ook verslaafd. En hij heeft zwaar ADHD en borderline. En, o ja, hij heeft ook last van psychoses. 

Weet je, dan wordt hij wel eens agressief. Hij dacht dus dat mijn dochter vreemd was gegaan, tijdens zo'n psychose. En toen heeft hij geprobeerd om haar keel dicht te knijpen. Ja, achteraf schaamde hij zich zo erg, dat hij niet mee met mij durfde te praten. Hij had er enorm veel spijt van. Nooit meer zou hij drinken of gebruiken.

Maar ja, vorige week ging het toch weer mis. Teveel stress of zo. Gek genoeg waren ze net klaar met hun dagbehandeling. Lang verhaal kort: Ze zijn nu weer samen aan het gebruiken. Het huis is een grote puinhoop. Ik weet niet of ze nog in staat zijn om hun hond uit te laten. Dat arme beest zit daar dus in huis en raakt telkens in paniek als een van de twee bewusteloos raakt.

De politie? Die heb ik al gebeld. En de huisarts ook, en de crisisdienst. en verslavingszorg. Maar niemand kan mij helpen.

Het is een vrij land begrijp je. Als je geen direct gevaar voor jezelf vormt kunnen ze niks doen. Ik moet daar bijna om lachen, omdat het zo absurd klinkt, snap je. Dus ergens hopen we nu maar dat het bijna mis gaat, en dat ze dan op tijd komen. 

Zelf er heen gaan en aanbellen? Heeft geen zin, voor ons doen ze de deur niet open. De buren? Ja die hebben ook al regelmatig geklaagd, ze maken zich ook zorgen en er is veel overlast. Maar kennelijk moet het nog verder escaleren. 

Ja, mijn dochter was altijd een apart kind. Ik wist al van heel jongs af aan dat er iets niet in orde was. Borderline zeggen ze nu, en trauma.

Mijn dochter. Herinner je haar nog? Ze was dat blonde meisje met van die mooie losse krullen. Blauwe ogen, en bolle wangetjes. Ze had heel veel knuffelbeesten. en ze spaarde plastic dinosauriërs waar ze alle namen van kon opnoemen. Ja ze was bovengemiddeld intelligent. Ze was heel bijzonder.

Weet je het nu weer buurvrouw? Kun je het nu weer een beetje plaatsen? Ik ben blij dat we even gepraat hebben. Want het is zo verschrikkelijk moeilijk. Niet alleen voor mij, maar voor iedereen die van haar houdt. Iedereen die haar heeft willen helpen. 

Hoe het nu met mij gaat? Ik kan er geen goed antwoord op geven. Ik doe mijn best. Ik heb nog twee andere kinderen, die hebben al genoeg ellende meegemaakt, ik wil ze het zo graag besparen.

Moet je verder buurvrouw? Ja, het is inderdaad al laat. Je moet nog van alles doen. Ik snap het.

Het was fijn om even met je te praten. en ja, het is inderdaad mooi weer vandaag. 

Het is een prachtige dag. Er is geen wolkje aan de lucht.





Thursday 4 August 2022

Op een mooie Pinksterdag.

Wat is hij oud en wat oogt hij fragiel. Zijn heup is zo slecht dat hij een stok moet gebruiken. 
Hij hoort ook slecht en zet (als niemand kijkt) zijn bril op als hij in de auto stapt. Vervolgens rijdt hij met 60 km per uur de snelweg op.
Soms denk ik terug aan hoe ik me hem herinner. Lang, slank en nonchalant gekleed. Een jonge held met een wilde krullenbos en een baardje. Hij oogt ietwat onverschillig, maar niet ongeïnteresseerd. Mijn moeder is smoorverliefd op hem.     Tot zijn vijftigste blijft hij een jongensachtige uitstraling houden die in de smaak valt bij veel vrouwen.
Als ik een jaar of vijftien ben gaat hij zijn eigen weg. Vanaf dat moment ben ik "groot". 
Een moment blijft me bij. Wanneer hij me 's avonds naar het noodspreekuur brengt met een onstoken kaak.  Ik ben dan al volwassen.
Bij het oversteken pakt hij mijn hand. Het is een flashback naar mijn kinderjaren. In mijn gedachten zing ik dat liedje dat mijn moeder altijd zong: 
"Op een mooie pinkster dag. Als het even kon. Liep ik met mijn dochter aan het handje in het parikie te kuieren in de zon"      Eigenlijk konden mijn vader en ik het altijd goed met elkaar vinden. Hij leerde me van jazzmuziek houden, en van discussiëren. En van Monthy Python en Gerard Reve.
Mijn vader kon heel veel dingen goed; zoals vertellen en piano spelen, grapjes maken en helpen met huiswerk. Ik vond het altijd heerlijk om naar zijn verhalen te luisteren.
Maar hij vond het soms ook moeilijk om vader te zijn, en opa. 
Ik heb hem vaak gemist, zeker toen hij met zijn huidige vrouw naar Frankrijk verhuisde.
"Dat kutwijf" zoals mijn moeder haar noemde, die "het helemaal voor elkaar had". 
Een prachtig huis in de Franse bergen zonder kinderen, kleinkinderen en een zeurende exvrouw.

Maar  ze worden ouder en de situatie wordt alsmaar grimmiger. Het lijkt alsof ze elkaar in de weg zitten.
Ze verblijven een tijdje in Amsterdam. Corona isoleert ze. En dan krijgt zij een ernstig ongeluk.
Daarna besluiten ze echter samen de benen te nemen en wederom naar Frankrijk te gaan.
Ze vertrekken tegen het advies van de doktoren in.
Ze nemen de benen.
 Als een opstandig stel pubers dat er stiekem tussenuit knijpt.
Mopperend, vloekend en verwijtend gaan ze op weg.

Het is 36 graden in Frankrijk. De oude dikke natuurstenen muren van het huis bieden Goddank wat beschutting tegen de nietsontziende hitte. Mijn vader die schuifelend in de moestuin werkt, zo doof als een kwartel.  En zijn vrouw, die steeds harder tegen hem schreeuwt, voortdurend boos is en alles vervolgens vergeet.
Aan de telefoon zegt hij dat het beter gaat. Ik ga er maar niet over met hem in discussie.

Morgen komt mijn zoon met zijn meisje aan in Brassac. dat is zo'n beetje het kleinste treinstation van de Auvergne, vlak voordat je het hooggebergte ingaat waar mijn vaders huis staat.
In the middle of nowhere.
Mijn vader kijkt er enorm naar uit. Hij kan niet wachten om zijn kleinzoon weer te zien. Familie betekent veel voor hem tegenwoordig.
Ik hoop dat het goed gaat. Voor mijn vader en mijn zoon.     Dat het een mooie laatste keer is dat opa zijn kleinzoon over de geschiedenis van het gebied kan vertellen: 
Over de oude Romeinse munt  die hij ooit in het raamkozijn vond.
Over het opstel dat op zolder lag, geschreven rond 1920.
Over de watermolen, de beek, de roofvogels en de wolven die er ooit leefden.
Al die mooie verhalen.

Net zoals vroeger, toen hij mij verhalen vertelde en nog jong en onverschillig was. 


Het liedje "Op een mooie Pinksterdag" , werd geschreven door Annie MG Schmidt en gezongen door Andre van den Heuvel en leen Jongewaard.
 








Wednesday 20 April 2022

De vrouw van mijn vader

Ze ligt onderuitgezakt in het ziekenhuisbed. Geknakt. Kwetsbaar en hulpeloos als een klein kind. Ik schrik ervan. Omdat mijn vader niet goed lijkt te weten wat hij moet doen, help ik met het opschudden van het kussen en geef haar slokjes drinken. Even opent ze haar ogen en kijkt me op een vreemde doordringende manier aan. Dan zakt ze weer weg. Ik ben bang voor haar. Altijd al geweest. Zelfs nu ze broos en afhankelijk is. Ik breek de chocoladecake die ik voor haar heb gehaald, in kleine stukjes en stop ze in haar mond. In plaats van het zakdoekje, veegt ze haar mond af met een plastic tas die toevallig op het bed ligt. Ik pak hem voorzichtig van haar af.

Op de zaal, waar nog drie andere patiënten scheef in bed hangen, heerst een beklemmende, uitzichtloze sfeer. Een sfeer waarin niemand nog enige hoop lijkt te hebben.  De vreugdeloze, afgematte stemming hangt als een broeierig, klam laken over de aanwezigen. Als een besmettelijke ziekte. 

Ze wil ook wel een chocolaatje, maar als ze er met gesloten ogen eentje neemt blijkt dat ik de verkeerde mee heb genomen. Ze houdt alleen van puur. Ik begin me te verontschuldigen met de opmerking dat ik het doosje zo mooi vond. En dat ze er nog wat aan heeft als het leeg is. "Het is een heel bijzonder doosje" .Niemand lijkt het te horen.

Het is alsof ik het altijd verkeerd doe bij haar. Ik koop de verkeerde chocola, kies juist de bloemen die ze vreselijk vindt, praat te hard, ben te uitgesproken, vraag teveel aandacht van mijn vader, laat haar niet uitpraten, kleed me vreemd, praat te veel.  Eigenlijk wek ik altijd alleen maar irritatie bij haar op.   

Puur mijn aanwezigheid, mijn manier van praten en lachen, mijn rode lippenstift, mijn persoonlijkheid, mijn mening. Het irriteert haar.

Mijn moeder is nu vijf jaar dood. Ze kan het nog steeds niet verdragen wanneer haar naam valt. Dan zucht ze, of ze begint te hoesten. Vaak loopt ze demonstratief de kamer uit. Mijn vader wekt ook voortdurend haar ergernis. Om zijn doofheid, zijn onzekere manier van lopen, zijn geklaag, zijn politieke standpunten, zijn eigenwijze gedrag. Al een paar keer heeft ze tevergeefs geprobeerd de huisarts ervan te overtuigen dat mijn vader aan het dementeren is. Mijn vader geneert zich ervoor. Maar boos wordt hij eigenlijk nooit.

Hij irriteert haar en ze steekt haar ergernis niet onder stoelen of banken. Maar hij koos uiteindelijk altijd voor haar en kocht een huis in Frankrijk om met haar te gaan wonen. Om haar gelukkig te maken. De scheiding tussen mijn ouders was verschrikkelijk. Mijn moeder kwijnde weg. 

Vanwege verbittering, vervlogen hoop, verbolgenheid en ontevredenheid, of, ja wat eigenlijk? drinkt ze al jaren zoveel, dat ze nu speciale medicatie krijgt vanwege de ontwenningsverschijnselen.     Mijn vader houdt vol dat ze toch echt is gaan minderen.    Ook heeft mijn vader haar nooit zover gekregen om met roken te stoppen.  De vreselijke hoestbuien, de kortademigheid, het is ergens een wonder, dat het altijd goed is blijven gegaan.

Altijd. Tot afgelopen donderdag. Toen ze de vuilniszak buiten ging zetten. Ze viel en klapte met haar hoofd tegen de grond. De buren vonden haar. Ze lag tussen de auto's in het donker.

s' Middags had ze met vriendinnen zitten drinken. Het was zo gezellig geweest. En nu gebeurde er dit.

Wanneer ik haar in het ziekenhuisbed zie liggen denk ik, dat het misschien slecht afloopt. Dat de bloeding in haar hoofd haar fataal zal worden. Maar nu lijkt het toch de goede kant op te gaan. Dat denkt de dokter ook, die mij, tijdens het familiegesprek, tot grote hilariteit haar dochter noemt. 

Nee. Het lijkt mee te vallen. Ze komt er wel weer bovenop, de vrouw van mijn vader.     

En alles komt weer goed.





Tuesday 8 March 2022

Edward

In de straat waar ik ben opgegroeid in Amsterdam, kenden alle mensen elkaar.     Mijn ouders, die er als jong gehuwden kwamen wonen waren goed bevriend met de buren. Mijn moeder was met name close met twee jonge buurvrouwen die beiden (en dat was nog ongewoon voor die tijd) gescheiden waren en hun kinderen (ze hadden er allebei drie) zelfstandig opvoedden.
Ik noemde ze allebei "tante". En ondanks dat ik wist dat ze geen echte tantes waren, waren ze toch een soort familie.
Met de kinderen van tante Dinie speelde ik het meest.  Met de twee jongens dan. Niet met het meisje dat wat ouder was.
Ik was jongensachtig en deed graag wilde spelletjes.  Vaak kwam ik met gescheurde of smerige kleren thuis.
Edward, was het jongste zoontje van tante Dinie. We waren even oud.
Mijn moeder, die verpleegkundige was, had nog geassisteerd bij zijn geboorte, aangezien de vroedvrouw net iets te laat kwam. 
Hij en ik speelden altijd samen. Vaak speelde Edwards grote broer Arno ook mee. Maar Edward was mijn favoriet.
Edward was een lief jochie om te zien. Hij had iets zachts over zich, met bolle wangetjes en een plukje haar dat altijd overeind stond.
Omdat Edward als tienjarige moeite had met de "R" uitspreken, kwam hij mij altijd ophalen om te gaan "lolschaatsen". Iets waar mijn ouders stiekem om moesten lachen. 
Er was een tijd dat Edgar en ik elke dag samen speelden. We waren een jaar of elf en Edward kreeg de baard in de keel. Ondanks zijn lieve uiterlijk produceerde hij nu ineens een diep stemgeluid. Wat wel eens tot hilariteit leidde wanneer hij bij de voordeur vroeg of ik kwam spelen.

Gedurende mijn hele jeugd heb ik met Edward gespeeld. We bouwden hutten, vormden de een na de andere "club", waar ik de leidster van wilde zijn en Edward dan maar weer penningmeester werd. We verzonnen dansjes en playbackten.
Op school werd Edward, net als ik, gepest. We werden buitengesloten omdat we "anders" waren. 

Op een middag namen we afscheid van elkaar. Ik weet het nog goed. We stonden in de gang wat na te praten, toen Edward plotseling heel stil werd en zei:
"Houd jij ook van mij?"
Geschrokken werkte ik hem de deur uit. "Daar zijn we toch veel te jong voor Edward" riep ik hem na.

Mijn moeder, die meegeluisterd had zei: "Edward valt toch niet op meisjes?" 
Ik bleef in verwarring achter, met blozende wangen.

Tijdens de puberteit verloren we contact.
Pas vele jaren later spraken we weer af en keken samen een film. We ontdekten dat we allebei een crush op de mannelijke hoofdrolspeler hadden.
Het leven ging zo snel, er gebeurde zoveel. Er was nog maar sporadisch contact tussen Edward en mij. Maar soms belden, of schreven we elkaar.
We werden allebei verliefd.  Edward ging samenwonen en was gelukkig. Ik werd moeder van een klein meisje.
Kort daarna sloeg het noodlot toe.

Edward's vriend werd ziek. Misschien had ik me niet gerealiseerd dat ik nog iets voor hem kon betekenen. We hadden immers niet meer zoveel contact.
Achteraf heb ik daar veel spijt van gehad.

Toen zijn vriend na een kort ziekbed aan aids stierf brak er iets in Edward.
Hij kon een tijdje niet spreken en was depressief.
Daarna was hij het liefste alleen.
Hij kreeg nooit meer een andere partner en ging veel reizen.
Ook het contact tussen hem en mij werd nooit hersteld.

Heel af en toe zie ik Edward nog wel eens. Maar de bijzondere vriendschap die we hadden, is voorbij.

Soms heb ik spijt dat ik op die ene middag, toen we nog kinderen waren niet terug gezegd  heb:
"Ik houd ook van jou"! En hem een knuffel heb gegeven.

Ik wou dat ik dat toen gedurfd had. 
Had ik dat toen maar gewoon gedaan.