Monday 22 May 2017

Jonge poesjes

Sinds mijn moeder dood is droom ik bijna elke nacht van haar.
Zodra ik mijn ogen sluit start er een wonderlijk avontuur, een reis naar het verleden; een kleurrijke tijdloze film.
Steeds speelt zij een rol.
Ik zie haar telkens op een andere manier. Ik zie haar leven, veranderen, evolueren, groeien.
Ik zie haar in alle facetten van haar leven. Niets staat meer vast nu ze er niet meer is. Mijn moeder is kind, jonge vrouw, moeder, vijftiger, zestiger. Maar nooit is ze de oude, zieke vrouw die ze op het einde van haar leven was. Als een vis zwemt ze heen en weer door de verschillende fasen van haar bestaan.
Ze fladdert van kind naar volwassene, Tijd speelt geen rol meer.
Mijn moeder is onsterfelijk geworden in de dood.  Ze is alles dat ze ooit was. Ze is alles dat ze ooit zal worden. Haar cyclus is geĆ«indigd en tegelijkertijd oneindig.
In sommige van mijn dromen is mijn moeder op haar mooist: slank, stralend, met glanzend zwart haar, gekleed in haar lievelingskleren. Ze lacht gul en strekt haar armen naar mij uit.
Een andere nacht zie ik haar als kind. Ze is nog erg klein. Met mollige beentjes en schattige appelwangetjes.Ik kan zien dat ze net gehuild heeft. Ze is alleen in het ziekenhuis en ze mist haar vader en moeder.
Een ander moment verschijnt ze voor mij als jonge vrouw van een jaar of twintig. Trots, levenslustig en vastberaden.
En weer een andere nacht komt ze aangefietst met twee grote boodschappentassen aan haar stuur. Door de straat waar we woonden toen ik een kind was. Ik ben er ook. Misschien zit ik voor het raam op haar te wachten. Ik kan het niet zo goed zien.
En dan is er die terugkerende droom dat ik naar huis loop en haar in de verte zie aankomen.
Ik ben met de juf en de kinderen van mijn kleuterklas naar huis gelopen. We hebben jonge poesjes thuis en we mogen met z'n allen komen kijken. Dat heeft de juf met mijn moeder afgesproken.
De juf belt aan maar mijn moeder doet niet open.
We wachten een minuut of tien.
Dan zegt de juf dat we moeten gaan.
Ik wijs naar het einde van de straat.
"Kijk daar is ze al" roep ik blij.
"Daar komt ze aan!"
"Dat is mijn moeder" zeg ik tegen de juf.
Maar de juf zegt "Nee hoor".
Ik weet dat zij het is. Natuurlijk weet ik dat. Het is immers mijn moeder.
Een van de kinderen pakt mijn hand en huilend loop ik mee.Twee aan twee, netjes op een rij. Terug naar school.
Het heeft geen zin om te protesteren.
Ik draai me om en in de verte zie ik de gestalte van mijn moeder langzaam vervagen.
Het doet zeer.
Heel erg zeer.
Dan word ik wakker.