Tuesday 20 October 2015

Droomboerderij

In mijn dromen breng ik wel eens heimelijke bezoekjes aan plekken die ik mis. Een daarvan is de oude boerderij waar ik als kind de vakanties doorbracht. Tijdens mijn droom sluip ik stilletjes de deur uit en loop ik heel stil over de donkere weg. Ik ben helemaal alleen. Ik doe dit stiekem, Niemand hoeft dit te weten, niemand kan mij vergezellen. Door deze bezoekjes tijdens mijn dromen uit te voeren, zal niemand er achter komen en niemand zal mij missen.
Het is diep in de nacht. Ik slaap al een paar uur. Dan, heel plotseling laat ik me behoedzaam uit mijn warme bed glijden en trek een warme jas aan over mijn nachtjapon. Ik doe geen schoenen aan, want ik wil het zand van de oprijlaan tussen mijn tenen voelen.
Zodra ik mijzelf naar de donkere weg heb gedroomd herken ik meteen alles. Alle details van de omgeving.
Het is griezelig hoe weinig er is veranderd. Elke boom, elke omgevallen stam. Elk gewas en elke bloem, die slechts voor de nacht haar blaadjes dicht heeft gevouwen. Elke bocht in de weg, elke oneffenheid in het pad.
Hoe lang ben ik hier niet geweest? Twintig jaar? Misschien was het zelfs langer geleden dat ik hier wegging? Dat ik de muur van het huis een laatste maal aanraakte. Dat ik gedag moest zeggen. Afscheid moest nemen van de stille droeve stenen van het oude huis. Het leek niet eerlijk om zomaar weg te gaan. Om verder te gaan zonder ooit nog terug te keren. Om weg te gaan en mijn jeugd achter te laten.
Afscheid. Definitief afscheid.
In mijn droom sta ik weer op diezelfde plek. Ik zie mezelf die laatste keer over het erf lopen en schoorvoetend achterin stappen. Wanneer de auto zich in beweging zet draai ik me om en blijf ik omkijken. Ik zie hoe het huis geleidelijk kleiner en kleiner wordt. Hoe de afstand tussen mij en het huis steeds groter wordt. Ik kan niet stoppen met kijken. Mijn moeder rijdt. Ze praat tegen mij. Maar ik zeg niets terug.Ik kijk door de achterruit. Heel erg lang. Mijn nek doet er zeer van. Smachtend zie ik hoe het bekende landschap aan me verdwijnt. Tot, plots het huis en de bekende omgeving definitief verdwenen is.
Ik slik en veeg een traan uit mijn ooghoek.
Ik zal het huis nooit meer terugzien.
Tot vannacht in mijn droom.Vannacht ga ik terug.
Ik ben onderweg en kijk naar mijn blote voeten.Ze zijn vies en zanderig. Het is een frisse herfstnacht maar ik voel geen kou. Wel ruik ik de bekende geur van mest en ingekuild gras. Ik ruik paddenstoelen en natte blaadjes. Paarden en schapen. Ik ruik de geur van ooit. De geur die ik als kind verafschuwde.
Ik stap nu zelfverzekerd door. Ik hoef nergens bang voor te zijn. Het is maar een droom. Ik kan rustig een kijkje nemen want het is niet echt.
Ik besluit even stil te staan en alles goed in me op te nemen. Hier speelt tijd geen rol. Ondanks dat het nacht is, is de lucht niet zwart. Het schemert. Het is een vriendelijke schemering waar nachtelijke vogels in rondzweven. Gelukkig kan ik alles goed zien. Alle bomen staan nog overeind. Ze zijn heel hoog en indrukwekkend. Hun talloze blaadjes ruisen. Ze fluisteren als duizenden kleine stemmetjes te midden van de stilte.
Er staan paarden in de wei. Hun donkere warme silhouetten lopen zwaar en vriendelijk op mij af. Het zijn een merrie en haar grote veulen: de paarden van mijn zus. Ik hoor hoe de merrie haar manen schudt en mij begroet met een ingetogen hinnik.Zou ze mij herkennen? Ze beweegt haar hoofd op en neer.Heel kort raak ik het zachte fluweel van haar neus met mijn vingertoppen. Het is een troostend gevoel. Dan loop ik door.
Er is een kleine dam over de sloot. Het hek zit dicht maar als ik naderbij kom opent het zich vanzelf.
Dat hek heeft mijn vader ooit gemaakt. Het hangt een beetje scheef.
In het schemerdonker ziet het huis er wat mistroostig uit. De kleuren zijn geabsorbeerd door de nacht. Alles is spikkelig grijs.
Ik sta nu op het erf. Ik haal diep adem. Ik snuif alles op. In een grote teug.
Dan ga ik het huis binnen.De lucht is hier kil en het ruikt muf. Het is ook erg donker en ik stoot me tegen een grote zware stoel.
Op de puntjes van mijn tenen dribbel ik door de verschillende kamers. Geluidloos en gehaast.
Heel kort neem ik overal een kijkje. Het is donker en onbeweeglijk en ongelooflijk stil.
Is er niemand?
Een melancholische vloedgolf slaat over mij heen. Doet mijn adem stokken en mijn hart zwaar worden.
Mijn vingers tintelen en mijn ogen vullen zich met tranen.
De stilte maakt mij verdrietig.
Maar wacht. In de oude woonkamer zie ik iets bewegen.
Even vang ik een glimp op van een moment, heel lang geleden. Ik zie een klein groepje mensen heel dicht bij elkaar zitten.Lachende mensen. Ben ik dat meisje met dat lange haar? Een kachel brandt,buiten loeit een storm. Binnen brandt licht.
Dan, heel plotseling word ik wakker en is mijn bezoek voorbij.
Als de dag begint komen geleidelijk de kleuren terug. Ik sta op en open de gordijnen.
Zonlicht valt naar binnen. Het voelt warm en prettig.
Dan loop ik de trap af naar de badkamer.
Ik laat het warme water over mijn lichaam spoelen en tot slot was ik het zand van mijn voeten.
Het mysterieuze zand van mijn geheime bezoek.



Tuesday 13 October 2015

Klootzak


Ook al haat ik je niet. Ook al beteken je niets meer voor mij. Ook al weet ik niet eens meer hoe je er uitziet. Toch wil ik je nog eens graag hardop zeggen dat ik je een klootzak vind.
Niet omdat ik boos op je ben. Niet omdat ik me gekwetst voel. Niet omdat ik het kwijt moet. Maar gewoon; omdat je nu eenmaal een klootzak bent. En aangezien ik je beter ken dan wie ook. Kan je het maar het beste van mij horen.
Uiteindelijk ben ik degene die bijna acht jaar een relatie met je heeft gehad. Toen ben ik bij je weg gegaan. Ook al vond ik dat verschrikkelijk moeilijk.
Want in die tijd had ik een klein kindje. Ons kindje. Een meisje met lichtblonde krullen en blauwe ogen. Een meisje met blozende wangen en mollige handjes. Een kind wat al vroeg kon praten: "mama" zei ze glimlachend. En :"papa".
Heb je dat nooit gemist? Toen je eenmaal niets meer van je liet horen? Heb je daar nooit aan terug gedacht? Aan dat pientere kleine meisje? Aan de woordjes die ze zei? De liedjes die ze zong?  Aan haar glimlach? Haar blonde haartjes?

En sinds ze volwassen is. Heb je je tegenwoordig ooit nog afgevraagd hoe het met haar gaat? Of ze zich überhaupt een beetje kan redden in de maatschappij? Of ze gelukkig is? Wat ze doet?  Hoe ze er uit ziet? Of ze rond kan komen? Of ze het wel gered heeft? Of ze nog leeft?

Heb je eigenlijk ooit beseft hoe erg het mis is gegaan?

Ik heb het je vaak genoeg duidelijk proberen te maken. Ik heb je gevraagd ons te helpen. Je gesmeekt iets voor haar te doen. Keer op keer.

Onze dochter was zo begaafd. Zo getalenteerd. En toch ging het zo ontzettend mis. Moet ik het allemaal nog eens voor je opsommen? Hoe ze van school werd gestuurd? Uit huis werd geplaatst? Hoe ze worstelde met drugs, een levensgevaarlijke "vrienden"groep en hoe ze op het einde helemaal niets meer had? Geen geld, geen dak meer boven haar hoofd. Nauwelijks meer kleren aan haar lijf?
Hoe ze alles kwijt raakte?
Hoe zelfdestructief ze werd?
Hoe angstig?
Hoe intens verdrietig ze werd?
Hoe ze zichzelf beschadigde?
Hoe ze worstelde met een heel scala aan psychologische problemen?
Hoe grimmig haar leven er uit ging zien?
Hoe uitzichtloos?
Hoe ze zichzelf opsloot en zich verschanste voor de rest van de wereld?

Je hebt het allemaal geweten. Maar je koos ervoor om niets voor haar te doen. Zelfs haar alimentatie heb je niet meer betaald. "Ze zoekt het maar uit". waren jouw woorden.
Ze wil je nu echt nooit meer zien. Ze is bang voor je. Ze weet niet meer precies wat er vroeger allemaal gebeurt is. Niemand weet het precies. Misschien weet jij het?
Ik geloof niet dat ze je haat. Net zomin als ik dat doe. Volgens mij vind ze je ook gewoon een klootzak.
Niets meer en niets minder.
Gewoon een waardeloze klootzak.