Saturday 5 December 2020

Hufters

Katten zijn net mensen. Alleen, waar mensen zich nog wel eens beter voordoen dan ze werkelijk zijn, zijn katten gewoon zichzelf; Take it or leave it.
Een kat lijkt uit te stralen; oke, ik ben een klootzak, maar jij mag blij zijn dat je me om je heen mag hebben. En schiet nou maar op met dat voer, want ik ga bijna dood van de honger. Tenslotte heb ik al een uur niets te eten gehad, afgezien van die oudbakken brokken die hier de hele dag al staan.
Een kat is altijd zichzelf. Een kat is altijd eerlijk. En dat is waarschijnlijk hetgene wat wij zo in hem bewonderen.
Een kat kent geen gene en ook geen schuldgevoel. 
Een goede vriendin van mij vertelde dat sinds zij met haar gezin naar een rustige, groene buurt in Almere zijn verhuisd, hun kat er ineens een andere hobby op nahoudt.
Ving hij in Amstelveen slechts hier en daar een muis, nu komt hij tot haar grote verdriet steeds met schattige zangvogeltjes thuis; Roodborstjes, koolmeesjes etc. De kat, die een buitengewoon verveeld uiterlijk heeft (op het chagrijnige af) snapt het gedoe er om heen niet helemaal. Dat het vrouwtje ineens geschokt lijkt bij het zien van zo'n dood mormeltje, lijkt hij echt niet te bevatten. Hij voelt zich niet bezwaard.
Eerder had hij verwacht geprezen te worden om zijn vangkunsten. Want wees nou eerlijk, een muis vangen is toch een stuk eenvoudiger dan zo'n irritant hyperbeweeglijk wezen met vleugeltjes.
Mijn eigen katten zijn niet zulke prooidieren. Hoewel Pepper, onze rode autistische kater in het verleden vaak kikkers ving, die hij vervolgens, verfomfaaid en soms zwaar verminkt aan hun lot overliet, tot wij ze opruimden.Maar die tijd is voorbij. Hij is inmiddels een dagje ouder en wat minder fanatiek.
Pepper is een oranje kater met grote puntige oren. Hij is snel overprikkeld en houdt dus niet van harde geluiden, vreemde mensen en verandering. Het is een behoudend dier. Slechts het verschuiven van een enkel meubelstuk kan hem volledig in de war brengen. Ik durf wel te zeggen dat Pepper aanleg tot manies heeft. 
Dan miauwt hij non stop op een zeer klaaglijke toon, pist in de gang, rent met de oren in de nek door het huis en probeert op onmogelijke hoogtes te klimmen. Wanneer hij manisch is "ziet" hij ook dingen. Het klaaglijke gemiauw zwelt aan wanneer  hij, balancerend op een hoge kast indringend naar schaduwen op de muur tuurt.
Pepper wordt graag geaaid, maar ergens ook weer niet. Hij weet het soms gewoon niet en lijkt vaak wat in de war.
Pluche, mijn andere kat, is een pluizig, sensueel, "minziek wonderdier". Pluche is zelfbewust, haast sexy en, was zij een mens geweest, wellicht enigszins manipulatief te noemen.
Geheel oneerlijk om zoiets te beweren overigens, want Pluche kan er ook niets aan doen dat zij zo mooi, zacht een aantrekkelijk is. Geef haar eens ongelijk dat zij hier ook grif gebruik van maakt. 
Zo weet zij een ieder van ons telkens weer te verleiden om haar snoepjes te geven, haar elke dag te borstelen en haar toe te staan uit het glaasje naast het bed drinken.
Ook weigert zij vaak van het kattenluikje gebruik te maken en laten wij haar via het raam of via de voordeur naar binnen.
In de zomer gaan wij met haar wandelen ook al hebben we soms geen zin. Overbodig om te zeggen dat wij het allerbeste (lees duurste) voer voor haar en pepper kopen. Dat hoef ik verder niet uit te leggen lijkt mij.
Katten. het zijn soms hufters. Maar wat houden we toch van ze. En wat lijken ze toch veel op ons.




Friday 27 November 2020

Geit

Als stadmeisje was het flink wennen op het Groningse platteland. De boerderij, die mijn ouders kochten toen ik acht jaar was, lag temidden van akkers en weilanden en was slechts bereikbaar via een zandweg.
Alles was er anders dan in de stad. De omgeving, de omstandigheden in het huis zelf, en de mensen die in het nabij gelegen dorp woonden. Het was een andere wereld. 
De reis ernaar toe was altijd een enorme onderneming. De kleine oldtimer van mijn vader werd volgepropt met ons kinderen, honden, eten en drinken en -meest tweedehands- spullen die op de boerderij van pas zouden kunnen komen.. Onderweg werd er meestal gestopt bij het "Roggebotse bos".
Ik weet niet precies waarom, maar zelfs de reis erheen vond ik al niet prettig. Ik bleef liever in de stad, waar het warm en overzichtelijk was en waar we televisie konden kijken. 
Op de boerderij was in het prille begin geen douche of bad, en zelfs geen echte wc. Er waren alleen maar oude dierenstallen, een grote ruimte die "de deel"werd genoemd en twee griezelige bedstedes. 
Daar hoorde ik ooit een spook.
Nee, de boerderij was geen fijne plek vond ik.
Zeker in de koudste wintermaanden wanneer het er nog donkerder en stiller was dan normaal.
Maar de zomermaanden waren anders.
Dan kwamen er altijd vrienden, kennissen uit Amsterdam en soms familie van mijn moeder uit Limburg. Ook Be de buurman, die alleen op de grote boerderij naast ons woonde at mee temidden van een groot, bont gezelschap.
Er was geluid, beweging en afleiding. Er werd gelachen en verteld. 
We zaten met z'n allen buiten aan lange tafels tot het te donker werd om elkaar te zien. De nacht was in Groningen donkerder dan in de stad. En de sterren waren ontelbaar. Ik heb er vaak een paar zien vallen.  Dan deed ik in stilte een wens.
Op een zorgeloze zomerse dag gingen we naar Zuid Laren. Daar kocht mijn vader voor mij een geit. De geit was nog zo klein dat ik samen met hem achter in de Renault 4 paste. De old timer was inmiddels verkocht.
Ik had gehoopt dat ik de geit mee mocht nemen naar Amsterdam, maar dat mocht niet van mijn vader en moeder. 
Daar heb ik om gehuild.
De geit bleef in Groningen, waar hij een stal deelde met het paard van de buurman.
Als de geit zich verveelde, sprong hij over een hekje zodat hij dichtbij het paard kon staan.
Ook deed de geit met zijn snuit het licht aan in de stal.
Een keer, toen Be, de buurman in dronken toestand vergeten was het duo te voeren, maakte de geit de staldeur open.
Het paard en de geit kuierden samen over het erf, tot ze betrapt werden.

Wanneer ik aan de geit denk, voel ik me een beetje weemoedig.
En denk ik toch met liefde en heimwee terug aan die tijd, lang geleden, in Groningen. 



 

Tuesday 13 October 2020

Slaperig

Mijn moeder ligt op bed. Ze is kort daarvoor met speciaal vervoer vanuit het ziekenhuis in Nijmegen naar deze hospice gebracht. Ze is uitgeput. Voorlopig kan ze niet naar huis. Ik ben bang dat ze misschien nooit meer naar huis kan. Voorlopig is dit haar thuis.Deze ellendige kleine kamer waar het raar ruikt. Het daglicht doet zijn best om binnen te komen. Het is pas augustus maar het voelt toch al kil.

"Wat heb je geluk"zeg ik, wanneer ik haar weer op kom zoeken. Ze is verhuisd naar een andere kamer, aan de andere kant van het grote, droevige gebouw. Geluk zit deze dagen in kleine dingen, die toch groot zijn.

Hier kijkt ze uit op de tuin. Er zitten veel vogels die we stiekem, door een kier in het raam, voeren. Omdat het raam niet zover open kan duwen we de overgebleven stukjes brood door de kleine smalle spleet. "Pas op" zegt mijn moeder, wanneer we voetstappen horen naderen. "Pas op, want het mag niet van de verpleging". We staan erbij als kleine kinderen. Voor haar kamer is een hele grote boom waar allerlei vogels nestelen. Al spoedig verzamelen zich na het ontbijt musjes, duiven en eksters onder haar raam. Ook zien we er soms een konijn. "Weet je wat ik het meeste mis?"  zegt ze. "Mijn dieren". Mijn moeder is altijd omringt geweest door katten en honden.

Ik kom om de dag. Meestal ligt mijn moeder dan op het bed, want ze is voortdurend moe na de laatste operatie waarbij haar been geamputeerd is. Op goede dagen zit ze aan het kleine bureau, brieven te schrijven. Het bureau staat voor het raam, waar de vogels te zien zijn.

Het begint al wat kouder te worden, ik loop met mijn jas nog helemaal dicht haar kamer binnen. Ze ligt te slapen op bed en snurkt zacht. De sprei ligt een beetje over haar heen. Ze ziet er zo kwetsbaar uit. Gehavend. Ik blijf even stilstaan en kijk naar mijn slapende moeder. Hoe vaak heeft ze zo naar mij staan kijken, toen ik nog een kind was? Ik weet dat ze slaapt, maar ineens denk ik aan de dood. Ik voel dat hij dichtbij is.

Wanneer ik mezelf hoor snikken schrik ik. Ik veeg mijn tranen weg en ga op de gang zitten wachten tot ze wakker wordt.  

Het is december en ik heb een kleine kerstboom mee. De lichtjes zitten er omheen gewikkeld. Het is nog een heel karwei ze netjes te krijgen. We zetten de boom neer. De takken blijven wat geknakt. Voor de boom zetten we een klein kapelletje met porseleinen beeldjes. "Wat gezellig he". zeg ik enthousiast. Mijn moeder knikt. 

We gaan wandelen. Ik help haar met een sok en een schoen. Auw, auw, auw, zegt mijn moeder. Ik haal diep adem. Dan help ik haar in de rolstoel en knoop haar jas dicht. Op haar schoot leg ik een dekentje. 

Wanneer we de hoek omslaan waait er scherpe, koude wind in ons gezicht. Het maakt ons aan het lachen, zo onaangenaam is het. Maar we gaan voorlopig nog niet terug.





Saturday 22 August 2020

De adventskalender

De herinnering aan mijn ouders. Ze slapen nog, knus tegen elkaar aan. Het zwarte haar van mijn moeder is verstrengeld met de blonde krullenbos van mijn vader. De rode slaapzak die glad aanvoelt ligt op het bed. De schuifdeuren zijn gesloten. Het is een beeld dat verstopt zit achter een vakje dat ik lang niet open heb gemaakt. Een van de vele vakjes van een eindeloze adventskalender. Telkens ontdek ik weer een nieuw vakje wat ik behoedzaam opendoe. Erachter ligt een herinnering. 

Ik beloof mezelf dat ik niet te gretig moet zijn en de vakjes zorgvuldig moet openen. Misschien elke dag een? Tot wanneer? Ik vermoed tot het moment dat ik de kalender overdraag aan mijn kinderen.   

Amsterdam. Ik lig in bed in mijn slaapkamertje en hoor de regen in de tuin tikken. Iedereen slaapt want het is nacht .Mijn vader en moeder en mijn zus en ook de honden en de katten. Ze zijn dichtbij. Dit is het veiligste plekje van mijn jeugd. 

Het vakje dat hierna komt is uit dezelfde periode: Het is de woonkamer die bezaait ligt met cadeautjes. Dolf is er ook. Hij is jong en lacht. Er ligt een banketstaaf op de kachel. 

Wanneer ik weer een vakje open doe zie ik ineens iets uit een hele andere tijd: Mijn moeder loopt voor mij over een smal landweggetje. Ze lacht en ziet er gelukkig uit. De hondjes lopen naast haar, het zijn Jochem en Rakker. Zachte, donzige sneeuwvlokken vallen uit de hemel. Mijn driejarige dochtertje heeft een dikke winterjas aan. We lopen hand in hand. Haar wangen blozen van de kou. Huiverend vangen we met onze open mond de vlokken die smelten op onze tong. 

Dan weer een sprong in de tijd. Het is bijna middernacht. We zijn met z'n vieren in Portugal, Jij en ik, en onze twee kinderen. Ondanks het late uur is het nog steeds vreselijk warm. We kijken naar de sterren terwijl we op de rand van het zwembad zitten. Heel in de verte hoor je de golven breken op de rotsen. Geluk overspoelt me. 

Ik houd de adventskalender in mijn hand. Zoveel vakjes. Zoveel plaatjes. Zoveel herinneringen. Door een plotselinge windvlaag waaien ze allen open: 

Ik zie velden vol lavendel, pasgeboren baby's, chique restaurants, ziekenhuisbedden, hotelkamers, trouwringen, bejaardenhuizen.Ik zie mijn ouders hand in hand lopen en daarna machteloos tegenover elkaar staan. Ik zie mijn zus en mijzelf als kleine meisjes.  Ik ben klein en mijn zus lijkt al zo groot en stoer. We hebben zomerjurken aan. Een fractie later zie ik ons als pubers in een discotheek in Schotland.

Ik zie kerktorens, zeewater, lege straten, flikkerende kerstboomlichtjes en fel zonlicht. Ik ruik de zomer, voel de kou van de winter, ondervind de hemelse kriebels van verliefdheid,  en proef het zilte zout van tranen.  Ik zie verdriet, geluk, pijn, gemis, blijdschap, woede, frustratie, angst en heimwee. 

Dan veeg ik met mijn hand de vakjes dicht.  

 


 

Wednesday 1 July 2020

Verdorde bloemetjes

Gisteren kreeg ik ineens het gevoel dat ik mijn moeder wilde bellen. Het leek even een doodnormale gedachte: Mijn moeder bellen straks. Maar de realiteit maakte dat ik van die gedachte schrok. Want mijn moeder is er niet meer.
Het gebeurt wel vaker dat ik word overvallen door dat gevoel, want er zijn nog steeds van die momenten dat ik haar iets moet vertellen, haar iets wil vragen, of dat ik me even geen raad weet en haar stem wil horen.
Telkens als dat gebeurt voel ik me ontredderd. Ik schud mijn hoofd en mompel, ook al ben ik alleen. Soms word ik zelfs boos op mezelf. Het is een raar gevoel om jezelf iets kwalijk te nemen wat na drie jaar nog steeds, zo nu en dan, volkomen vanzelfsprekend lijkt. 
Mijn moeder. Het is toch volkomen logisch dat ik haar soms nog nodig heb.
Maar het is al drie jaar geleden dat ik haar voor het laatst sprak.
En de gedachte dat het telkens langer zal gaan duren, geeft me een vreemd onwerkelijk gevoel.
Dat ik ouder wordt, misschien zelfs ouder dan zij. Zonder haar ooit nog te zien.
Vaak denk ik aan hoe zij de tijd van nu zou hebben ervaren.Er lijkt al zoveel veranderd sinds ze stierf.
Maar haar nuchterheid had haar zeker overeind gehouden.  Het geeft me vaak moed als ik aan haar manier van redeneren denk. Of het nu om grote levenskwesties of om kleine, triviale dingen gaat. Bij allerlei verschillende situaties hoor ik in gedachten duidelijk haar stem: 

-"Haal die verdorde bloemetjes er maar gewoon uit, dan komen er vanzelf weer nieuwe voor in de plaats"
-"De liefde die je er in stopt, komt er uiteindelijk ook uit".
-"Je moet niet zo streng zijn voor jezelf"
-"Soms moet je dingen ook durven loslaten"
-"Het heeft geen zin om bang te zijn, het leven gaat gewoon door".
-"Ga toch verder met zingen"
-"Laat haar maar vrij, dat is het mooiste dat een moeder voor een kind kan doen" 
-"Boos worden heeft geen zin". 
-"Overal is wel iets moois te zien, maar je moet wel goed kijken"
-"Jezelf verwennen is ook belangrijk". 
-"Wees niet zo eigenwijs en lees de gebruiksaanwijzing"
-"Als ze er niet ook voor jou zijn, is het geen echte vriendschap".

En dan zucht ik even diep en in gedachten zeg ik terug:
"Ja mam, ik weet het, je hebt gelijk'.  




Friday 15 May 2020

De poppen aan het dansen.

Vroeger las ik mijn kinderen elke avond voor. Meestal was ik aan het begin van de avond zelf ook zo moe dat het fijn was om even met ze onder de dekens te kruipen in ons grote bed. Tijd om even te ontsnappen aan de realiteit.
Ik in het midden en aan weerszijden een kind. De kussens dik opgefluft in de nek en een boek op mijn schoot.
Soms lazen we elke avond uit hetzelfde spannende boek tot het uit was. Soms plukten we hier en daar wat verhaaltjes of gedichtjes uit dikke verzamelboeken.
Elke hoofdpersoon, of het nu een vos, beer, heks, sneeuwpop, draak of mens was, had zijn eigen stem en zijn eigen karakter. Sommige figuren passeerden regelmatig de revue; zoals bijvoorbeeld de stoute "boze" heks. Het gebeurde regelmatig dat ik haar stem en kakelende schaterlach zo overtuigend interpreteerde dat mijn zoon, die een jaar of zes was, er een beetje bang van werd.
Dan keek hij me enigszins ongerust aan en maande me weer gewoon te praten. 
"Praat nu maar weer gewoon mama, anders denk ik dat het echt is".
En sommige figuren waren zo grappig en venijnig dat we met z'n drieën in een deuk lagen: De kleine mol bijvoorbeeld die zo boos was omdat er op zijn kop gepoept was. Of het gezin dat op berenjacht ging.
Sommige figuren sloten we in ons hart, werden werkelijkheid.
"Is die gekke boze heks eigenlijk echt?" vroeg mijn dochtertje. En mijn zoon zei met een heel serieus gezicht over het jongetje zonder naam:  "Ik denk dat deze jongen echt bestaat hoor, mama" Dat is gewoon echt gebeurd. Dat kan niet anders.".
Soms werd er een traantje geplengd. Soms keihard gelachen. Soms gefilosofeerd. 

Ook in het dagelijkse leven probeerde ik mijn kinderen zoveel mogelijk mee te nemen in de romantiek, geheimzinnigheid, absurditeit en mystiek van de ogenschijnlijk doodgewone dingen om ons heen.
Zo konden de speelgoed knuffels echt knuffelen en'gingen de poppen s'nachts dansen. Het was een heel gedoe voor die poppen om elke ochtend weer op tijd terug te zijn. 
Zoekgeraakte speelgoedfiguren keerden soms pas na weken terug. Wie weet waar die al die tijd uitgehangen hadden.
En in het bos konden de bomen zuchten en de vogels een eigen lied componeren. Verder moest je goed opletten welke holle boom bewoond werd door kabouters (een schuw volkje) en in welk meertje 's avonds de elfjes zongen. 

Mijn kinderen zijn nu groot. De tijd van voorlezen is voorbij. Ze gaan hun eigen weg, lezen hun eigen boeken en bepalen zelf wel wat ze willen geloven. Sprookjes zijn  misschien voor kleintjes,  maar fantaseren is voor alle leeftijden. En ook al zijn ze nu groot, ik hoop dat ze in hun hart altijd kind zullen blijven.
Net als hun moeder. 






Tuesday 21 April 2020

Snoet

Ondanks haar geringe lengte van 1.52 meter, was mijn grootmoeder een koningin.
Een kleine koningin die de scepter zwaaide over het huishouden. Ongeacht haar kleine postuur was zij dapper en niet erg bang uitgevallen. In de Amsterdamse straat waar zij woonde werd zij met respect bejegend. Tot op hoge leeftijd waren mannen van haar onder de indruk. Daar was zij zich terdege van bewust en ze maakte er ook gebruik van door joviaal te koketteren.
Zij werd door haar echtgenoot, mijn grootvader, op handen gedragen. "Snoet" noemde hij haar.
Mijn vader wist te vertellen dat mijn opa, die een echte heer was, "altijd verliefd" op haar bleef.
Een mooier voorbeeld kon een vader niet geven aan zijn drie zonen.
Binnen het gezin, waarbinnen zij dus de enige vrouw was, was zij de spil.
Mijn oma was een diva. Ze was slim, eigenzinnig, ijdel en enigermate verwend. Ook was ze grappig en origineel, eigenschappen waar toen niet veel waarde aan gehecht werd.
Gevoel voor humor hoorde in die tijd niet bij "echte" dames, maar mijn opa wist dit wel te waarderen.
Binnen de maatschappij en ook in reclames en in de literatuur werd een rechtlijnig beeld geschetst. Van de vrouw werd verwacht dat zij een goede huismoeder was, zorgzaam, plichtsgetrouw, degelijk, zuinig en enigszins saai. Daarnaast diende zij er netjes en verzorgd uitzien maar niet buitensporig of extravagant.
Mijn oma was niet "gewoontjes", ze hield van romantiek, parfums, Franse chansons, chique japonnen en hoge hakken.
Ik ben ervan overtuigd dat mijn enorme liefde voor schoenen hieraan ten grondslag ligt.
Mijn oma ontmoette mijn opa op het werk. "Hij was de knapste jongen van kantoor", vertelde zij vaak trots.
Na hun trouwen werd er van haar verwacht dat zij zou stoppen met werken. Dat was nu eenmaal zo.
Het huis werd nu haar domein maar volgens mijn vader, had ze een rusteloze aard.
's Middags was zij vaak op stap en dan stonden de jongens voor een dichte deur. Reden temeer voor mijn vader om kattenkwaad uit te halen. Soms kwam daar zelfs de politie aan te pas. Maar mijn oma was niet bang uitgevallen en ging met de agenten in discussie.
In mijn herinnering was mijn opa een vage, schimmige figuur. Mijn oma daarentegen was altijd sterk aanwezig.
Toen mijn opa begon te dementeren stond mijn oma  er voor het eerst echt alleen voor. Niet lang daarna ging mijn opa dood.
Toen hij er niet meer was ontmoette ze in het bejaardentehuis een zeer vriendelijke gezette heer die zo van haar onder de indruk was dat hij haar ten huwelijk vroeg. Meneer Krepps heette hij. Ik herinner me dat hij cello speelde. Wij noemden hem:  "Oom Kees".
En toen ook hij stierf was er weer een andere heer die voor haar charmes viel.
Mijn oma kon niet goed alleen zijn en ze koesterde het gezelschap.
"Weet je", zei ze tegen mij, toen ik haar op een zomerse dag op kwam zoeken: "ook oude mensen kunnen nog gevoelens voor elkaar hebben".
Niet lang daarna is mijn oma ziek geworden en gestorven. De week voor de begrafenis was mijn vader heel stil.
Hij huilde niet, maar op een bepaald moment keek hij me aan en zei:  "Ik moet  er steeds aan denken hoe oma in de kist ligt.  Helemaal alleen.
Ik knikte maar wist niet goed wat ik moest zeggen.
De kleine koningin had ons verlaten.











Monday 16 March 2020

Vogels in Mexico

Ik mis de vogels van Mexico.
Ik mis hun baldadige,luidruchtige blijdschap.
De vogels in Mexico zingen niet zomaar, ze fluiten, miauwen, toeteren en piepen. Hun gezang is soms komisch, soms melodramatisch, soms melodieus en altijd uitbundig en onbescheiden..
De vogels lijken immer uitgelaten en vrolijk. In Mexico word ik elke ochtend vroeg wakker. Soms voor zonsopgang. De vogels zijn dan al lang op. Boven in de palmboom, de cipres, de Jacaranda en al het overige gebladerte wordt gefladderd, geritseld en gerommeld.

In Mexico maken de vogels kabaal en zingen en kwinkeleren ze de godganse dag. 's Middags, wanneer de temperatuur hoog oploopt en het asfalt bijna smelt lijken ze even een korte siësta te houden, maar wanneer het donker wordt komen ze weer bij elkaar en gaan tekeer als krankzinnigen.
Hun uitzinnige gefluit en gezang loopt parallel met het gedrag van de Mexicaanse bevolking. Ook die zijn 's ochtends al vroeg in touw, lijken 's middags even een korte adempauze te nemen en komen vervolgens in de avonduren weer volop tot leven. De verkopers rollen hun matjes met koopwaar uit. De karretjes met streetfood rijden claxonnerend op-en neer,en in de parken en op de pleinen wordt gedanst op traditionele muziek. Op de bankjes zitten mensen te praten en te roken. Moeders geven hun baby de borst, schaars geklede peuters buitelen over elkaar heen met een bal.
En overal zijn honden. Ze liggen uitgeteld in het stof, of wandelen loom en staartenzwaaiend over de weg. Auto's houden voor ze stil of rijden quasi ongeïnteresseerd, doch geduldig, om ze heen.
Misschien heeft het met de zon en de warmte te maken, maar In Mexico leeft men anders dan in Nederland.
Men leeft hevig, vurig en geestdriftig. Men is in staat de zorgen om de tuin te leiden.  De schaterlach van de vrouwen klinkt hier als het geschetter van een zwerm vogeltjes. Bijna kinderlijk klinkt hun lach. Hoog en zangerig, opgewekt en speels. De mannen, die veelal in groepjes bij elkaar staan glimlachen breed. Zorgen? Die zitten ons niet in de weg. Lijken ze te verkondigen.
In Mexico zijn de straten zanderig. De hutten zijn van stro. De provisorische huisjes hebben golfplaten daken. Op de erfjes ligt rotzooi: lege jerrycans, kapotte kinderfietsjes, reclameborden. Alles lijkt onaf. Alles is zoals het is.

Hier in Nederland is de ochtend koud en lichtgrijs.
Het is stil in de tuin waar ik op uitkijk en heel voorzichtig hoor ik in de verte een merel zingen. Aarzelend, broos en ietwat terughoudend. De poes van de buren likt peinzend haar vacht.
Buiten op straat zie ik mensen langslopen, weggedoken in hun jas. Weemoedig volhardend in de koude wind. Huiverig en enigszins apathisch. Individueel. Het is stil buiten maar wat wil je met dit weer.

Was ik maar even terug in de gepassioneerde drukte van Mexico.
Daar, waar de vogels dwaas en onbezorgd zijn en ik mezelf kon vergeten.






Friday 17 January 2020

Jack


De winkeldeur zwaait open en een vriendelijk glimlachende figuur treedt binnen. Een goedemiddag! klinkt het opgetogen. De dames die bij de kassa staan draaien zich om en werpen zwijgend een korzelige blik op de figuur die hen zojuist zo enthousiast begroette.
De dames, die vriendinnen van elkaar zijn, kruipen iets dichter naar elkaar toe wanneer hij ze behoedzaam passeert. Een van hen lacht gesmoord.
De ander werpt haar valse paardenstaart in de lucht en trekt de hengsels van haar Vuitton tas dicht tegen zich aan. Met haar lange acryl nagels weet zij omslachtig een lederen portefeuille tevoorschijn te vissen en terwijl ze schichtig om zich heen kijkt haalt ze er een pakje bankbiljetten uit waarmee ze betaalt.
Pas wanneer ze de deur achter zich sluiten komt komt hij naar me toe. "Nogmaals goedemiddag", zegt hij vriendelijk. Hallo Jack, zeg ik. Wat leuk om jou te zien.
Ik meen het oprecht. Jack's aanwezigheid bezorgt mij altijd een goed humeur.
Jack heeft een volle baard met grijze strepen en lang haar waarop hij immer een leren cowboyhoed a la Peter Koelewijn draagt.
Zoals hij nu gekleed is heb ik hem altijd gezien; met een leren broek, een dikke wollen trui en een leren gilet en/of jas en vingerloze handschoenen. (Niet de luxe leren soort die tegenwoordig te koop is bij dure warenhuizen, maar de gebreide variant die de aardappelenboer vroeger droeg).
Voorts heeft Jack vaak een vers gedraaid sigaretje achter het oor en draagt hij op zijn schouder een gebogen stok waar zijn tas aan bungelt.
Jack draagt een bril waarvan de glazen donker gekleurd zijn. Dat is, omdat hij een lichtallergie heeft.
Jack ziet er uitgesproken uit, maar is een van de meest bescheiden mensen die ik ken.
Een bescheiden mens met een bijzonder zacht karakter en een vanzelfsprekende houding die uitstraalt dat hij niets aan niemand verschuldigd is.
Hij is content met wie hij is en wie daar anders over denkt mag dat zelf weten.
Jack woont niet in Amsterdam, maar komt wel graag in de stad waar hij zo nu en dan rustig een dagje voor uit trekt.
Meestal komt hij dan ook even bij mij langs in de shop.
We drinken dan samen koffie en praten over van alles en nog wat.
Jack heeft naast zijn ruimhartige karakter ook een ruime geest.
Wanneer hij langs komt heeft hij vaak een paar centjes opzij gelegd om iets leuks van te kopen:
Een jarretelgordel, of een paar mooie hoog gehakte laarzen. Of een hals korset.
De laatste keer dat hij langs kwam lag er een leren korset voor hem klaar dat hij besteld had.
Hij wilde het nog even passen voor alle zekerheid. Hij had speciaal kousen en laarzen met hoge hakken meegenomen.
Ik heb hem geholpen om alles aan te doen.
Het korset mocht ik strak aantrekken en het stond hem bijzonder goed. Jack heeft lange, slanke benen en een smalle taille.
Toen hij alles aanhad voelde hij zich zo fijn dat hij een tijdje in de winkel is gebleven. Ik ben verder gegaan met werken op de laptop, terwijl Jack een beetje stond te dansen en te glimmen.
"Heerlijk" voelde hij zich. Het was mij een genoegen om hem zo gelukkig te zien in zijn outfit.
Vooral, omdat ik weet dat Jack thuis niet altijd die vrijheid heeft. Hij woont namelijk in een klein dorp, bij zijn ouders op de zolder.
Aan het einde van de middag heb ik Jack gevraagd om een paar foto's van hem te maken in de etalage. Dat vond hij goed.
Daar stond hij dan. Met zijn volle baard en zijn cowboyhoed, zijn strakke korset en zijn hoge hakken.
En zijn ontroerende glimlach.
Mooi te zijn.