Monday 4 November 2013

Groeien

Ik kijk naar buiten. Ik ben alleen thuis. Kinderen naar school, man naar zijn werk.
Ik vul de melkopschuimer en doe een Nespressocupje in het apparaat. Ik moet nog douchen en ben gekleed in mijn slaapshirt en roze pluchen ochtendjasje. Dan kijk ik uit het raam.
Aan de overkant woont een tekkel. Het is een uitgekookt beestje. Zodra een van de leden van het gezin de voordeur open doen ziet de tekkel gemiddeld een keer per week kans te ontsnappen. Met opgeheven snoet rent hij tot het einde van de straat waar hij verwachtingsvol omkijkt of hij gevolgd wordt.
Het tafereel wat hierop volgt is in grote lijnen elke week hetzelfde; er ontstaat paniek. Een voor een rennen de kinderen en de moeder de straat op, gillend, schreeuwend achter de tekkel aan. De moeder heeft een riem bij zich die ze rennend voor zich uit gestoken houdt.
De tekkel kijkt nu werkelijk geamuseerd en neemt nog een aanloop. Op zijn korte pootjes weet hij zich met verbazend hoge snelheid over de straat voort te bewegen. Zijn lange oren waaien naar achteren.
De tekkel spreekt alleen Engels (althans dat denken de moeder , vader en de kinderen. Het gezin heeft drie jaar in de Verenigde Staten gewoond waar de tekkel aangeschaft is. Hoewel het gezin thuis gewoon Nederlands bleef spreken heeft men tegen de tekkel altijd alleen Engels gesproken. Zelfs nu ze alweer bijna een half jaar in Nederland wonen spreken ze alleen Engels tegen de tekkel. Waarschijnlijk denken ze dat de tekkel anders niet goed luistert. Maar dat doet hij sowieso niet, daar is het nu eenmaal een tekkel voor. "Stay" roepen de kinderen. De moeder voegt er aan toe: "Do you want a treat?" Maar de tekkel rent stug door.
Na een paar spannende ogenblikken waarin de achtervolging verder ingezet wordt met behulp van andere buren of toevallige passanten, wordt de tekkel klem gezet.
Dan wordt hem de riem om gegespt en hij wordt naar huis gedragen. Het is een erg vermakelijk gezicht om te zien hoe de tekkel als een baby naar huis wordt gedragen, met zijn pootjes in de lucht. De blik op zijn snuit is geld waard.
Dan gaat de voordeur dicht. De tekkel wordt naar binnen geworpen en de kinderen stappen op hun fiets naar school. De straat is weer uitgestorven.
Herfstblaadjes waaien door de lucht, katten maken een praatje met elkaar of jagen hoog miauwend een nieuwkomer de straat uit.
Sinds ik niet meer de deur uit hoef om te werken is mijn leven veranderd. Zie ik andere dingen.
De vanzelfsprekende drukte en hectiek is veranderd in gedwongen rust en stilte.

Voor het eerst sinds jaren word ik pontificaal met m'n neus op de feiten gedrukt. Keihard met mezelf geconfronteerd. Geen afleiding, geen andere mogelijkheden.
Een zomerse zondagavond, een rare valpartij. Ziektewet. Een contract wat niet meer verlengd wordt.
En toen?
Stilte.
De uitzinnige wilde bos bloemen die mijn leven symboliseerde werd  van het een op het andere moment gekortwiekt. Ook de stelen werden uiteindelijk verwijderd. Wat er overbleef was een licht beschadigde bol die onder de grond verstopt zat.
Ik voelde me nutteloos.Onzichtbaar.
Maar op een dag, na maanden, besloot ik met mijn blote handen te gaan graven. Zomaar.
Ik groef tot ik de bloembol had gevonden. Ik hield haar in mijn handen. Voelde de resterende aarde om haar heen. Hield haar tegen het licht. Rook aan haar, wreef haar voorzichtig schoon.
En daarna zocht ik een bijzondere plek in mijn tuintje en dekte haar weer zorgvuldig toe met vette, zachte gitzwarte grond.
Het duurde eindeloos. Elke ochtend ging ik even bij haar kijken maar op het eerste gezicht gebeurde er niets.
Elke ochtend gaf ik de aarde waaronder de bol lag wat water. Ik legde wat gekleurde steentjes naast de plek waar ik haar onder de grond had gestopt.
Mijn hart klopte vol verwachting.
Voor het eerst sinds jaren begon ik me geleidelijk aan rustiger te voelen. Het werd rustig in mijn lijf en in mijn hoofd. Ook toen de aarde bevroor en er een dekentje van sneeuw overheen viel.
De verwachting werd er niet minder om.
Een pril voorjaar was in aantocht. Sneeuw smolt. Wie schetste mijn verbazing toen bleek dat de plek waar mijn bloembol begraven lag, precies op het punt lag waar de eerste zonnestralen op mikten?
Op een dag zag ik dat er sneeuwklokjes en blauwe druifjes tussen kleine ijskristalletjes groeiden.
En op de plek waar ik mijn bloembol had begraven zag ik een paar hele kleine groene sprietjes omhoog komen uit de aarde.
Ik was uitzinnig van vreugde.
De stilstand was voorbij. Of liever gezegd; er was nooit sprake geweest van stilstand. Er was sprake van verandering geweest.
Ik had me blind gestaard op de wilde bos bloemen maar het belangrijkste was de stille, geduldige bloembol.
Voorzichtig begon ik weer met hardlopen en met yoga. Ik leek buigzamer dan ooit tevoren.
En bovendien kwam er een woordenstroom los die op een waterval leek. Woorden die via mijn handen uit mijn hart leken te stromen. Zittend achter het toetsenbord.
En ik leerde weer dansen.














No comments:

Post a Comment