Tuesday 6 March 2018

Het huis van Nijntje

De boekjes waar ik je uit voorlas toen je klein was, ik heb ze bijna allemaal nog. Sommigen heb ik zo vaak gelezen dat ik de woorden na al die jaren nog weet. Zoals deze: "Dit is het huis van Nijntje, het is wel niet zo groot, maar wel heel erg gezellig. De luiken die zijn rood".
Wat leek alles toen anders. Simpel, gezellig en hoopvol. Nijntje beleefde een hoop avonturen:  Ze leerde fietsen, haar vriendinnetjes kwamen logeren en ze ging naar de dierentuin  met opa en oma Pluis. 
Nijntje had altijd plezier.
Jij was klein maar nu ben je groot. Je hebt je eigen huis in Amsterdam en twee katten. Twee hartewensen die uitkwamen.
In het kleine huisje zijn de gordijnen altijd dicht. De wasmachine is kapot. Er staan verwelkte bloemen en  heel veel vuile afwas in de keuken en wasgoed op de vloer. Er staan zoveel spullen van de straat dat je er nauwelijks kan lopen. Met de deur op slot en de ramen gesloten verstop jij je daar voor de rest van de wereld. "Het bunkertje" noem je het sarcastisch.

Het huisje ziet er anders uit dan in het Nijntje boekje.  
Ook de wereld ziet er anders uit.
Jouw wereld is onvoorspelbaar. Er dringt nauwelijks daglicht door. Het is een wereld van stilstand, van chaos en van eenzaamheid. Een wereld in een andere dimensie. Een onveilige wereld.

Vandaag word je opgenomen.  Ik heb een tas ingepakt met schone sokken, toiletartikelen, een paar stuks nieuwe kleding en een boek. Boven op zolder heb ik je oude knuffelkonijn gevonden en die heb ik er ook bij gestopt. Straks gaan we je ophalen en brengen we je weg. Het lijkt  zo eenvoudig.

Ik ben bang maar ik houd me sterk. Ik laat niks merken. Ik pak je hand en zeg dat het goed komt. Inwendig tril ik. Mijn God, wat ben ik bang. 
Ik durf haast niet meer te hopen. Maar ik doe het toch. 

En dan zit je achterin de auto. Je katten zitten in een mandje naast jou op de achterbank. Die neem ik voorlopig mee naar huis.
Daar zit je dan.
Het kind dat zo graag buiten was. Het kind dat altijd lachte. Dat graag zong en zo goed kon leren. Het  gezonde kind. Het gelukkige kind. Het buitenkind, dat met rubber laarsjes in de plassen stampte. Dat speelde met de dieren van de boerderij. Rennend, ravottend en gierend van het lachen. Dat alles kon worden, misschien wel paleontoloog, of uitvinder. Of dierendokter.
Net als Nijntje in de boekjes.
Voorzichtig rijden we de straat uit.
Daar gaan we.
We proberen niet bang te zijn.
Het is gewoon een nieuw avontuur.
Ik durf haast niet te hopen.











No comments:

Post a Comment