Tuesday 13 July 2021

Duif

De duif. Ze is er weer. Kwam ze eerst alleen aan het einde van de middag, nu komt ze ook 's ochtends. Ze neemt plaats op het dak van de schuur en fladdert dan omslachtig naar beneden. Ze let wel op maar is duidelijk niet echt bang voor mijn katten. Ze is zelfs zo aan ze gewend, dat ze, met haar kopje alert gedraaid, op korte afstand van het tweetal de graantjes van de voedertafel en de grond pikt. De katten zijn inmiddels ook aan haar gewend. Lui, doch geamuseerd kijken ze toe en trekken soms wat met hun bek zonder dat er geluid uit komt. 

Het is een gezonde duif, lekker mollig en puntgaaf. Een heel ander beest dan de sloebers die zich in het Amsterdamse straatbeeld bevinden: verminkte, verpieterde figuren die ook wel vliegende ratten worden genoemd. Mijn duif is mooi en fris. Een onaangetast, blakend wezen. Als dank voor de graantjes roe-koet ze elke dag op de schutting. Ik vind dat een gezellig geluid.

Ik ben me meer dan ooit bewust wat zich bij mij in de tuin afspeelt. Sinds ik met voederen ben begonnen toen het hartje winter was, zijn er nu het zomer is nog altijd een aantal vaste bezoekers: De eerder genoemde duif, die vaak in gezelschap is van een kennis, een stel eksters, kauwtjes, spreeuwen en groene papegaaien. In de kersenboom bij de buren zitten vaak koolmeesjes. Het roodborstje heb ik na het verdwijnen van de nachtvorst niet meer gezien. Aangemoedigd door deze vaste groep bezoekers, strooi ik nu dagelijks voer dat ik speciaal bij de dierenwinkel koop. "Voer voor siervogels", staat er op de verpakking. Ik vraag me af wat dat precies zijn. 

Ik heb de planten in de tuin laten woekeren en de vogels aangemoedigd te blijven komen. Elke ochtend voer ik de vissen in de vijver. "Kijk!" Ze weten al dat ik er aankom. Elke ochtend zwemt de hele school licht onder het wateroppervlak op een en dezelfde plek. Hier laat ik een ruisende hand voer neerkomen. Sommige van de fel gekleurde vlokjes worden door de wind meegenomen en belanden op het ongeremde groen in de tuin. 

Het is anders, nu ik niet meer de deur uit hoef voor mijn werk. Rustiger, bedaard. Ik slaap langer en heb zelfs de tijd gevonden om een boek uit te lezen. Ik heb weer tijd om uitgebreid te koken, boodschappen te doen en de was te sorteren. Ik eet weer elke dag samen met mijn gezin .Maar het is vreemd. Het is vreemd om na ruim zes jaar niet meer naar mijn werk te hoeven. Niet meer de trein te hoeven nemen naar Amsterdam Centraal en het vaste stukje naar de Wallen te wandelen. Had ik soms geen zin om naar mijn werk te gaan, dat kleine wandelingetje van het Centraal naar de Zeedijk, dat mis ik oprecht. Een kort intiem samenzijn met de stad waar ik geboren ben (en die ik stiekem mis). 

Onderweg naar mijn werk groet ik de postbode, de pakketbezorger, de man achter de toonbank van de Chinese elektra winkel en het groepje stoere jongens dat rondhangt bij de hippe modezaak.  De buurvrouw van de overkant roept naar mij: "Straks samen koffie"?  Dan begint mijn werkdag.

Mijn tuin. Het is een magisch lapje grond waar kleine wondertjes gebeuren. Zo zag ik er gisteren een goudkleurige kikker. Ik was de kat te slim af en collaboreerde met de kikker door hem "hup!" het water in te bonjouren. Met grote slagen zwom hij de diepte in. Tere libellen raakten heel kort het wateroppervlak aan.

Wanneer de zon schijnt, verschijnen er ook ineens, uit het niets, vlinders. Vogels tjilpen en kinderen lachen, iets verderop. Dan trekt er een schaduw over de zon en is het weer rustig. Ook in huis lijkt het ineens stil geworden. Alles staat weer even stil. Afgezien van de duif op het dak van de schuur, die aanstalten maakt om naar beneden te fladderen.




No comments:

Post a Comment