Tuesday 30 July 2013

Reunie

Even gaat er een rilling door mijn lijf.
Op het moment dat ik hoor dat ik ze allemaal terug zal zien.
De kwelgeesten van de lagere school.
En reunie, zeg ik geschrokken. leuk! zegt mijn vriendin.

Misschien was ik er nog niet aan toe om de kleuterschool te verlaten. Was ik nog te klein, te kwetsbaar.
Ik zat nog aan mijn moeder en de kleuterjuf vast gekleefd.
Mijn kleuterjuf heette Juffrouw Polak. Ze had dik krullend haar en een bril met dikke glazen. Om haar ene been zat een vreemde constructie van leren riemen. Juffrouw Polak sleepte een beetje met dat been.
Juffrouw Polak praatte heel zacht en gaf mij vaak een aai over mijn hoofd. Ik mocht bij haar op schoot als ze ging voorlezen. Dat voelde veilig.

Het was een stuk lopen naar de lagere school. Ver van onze straat, mijn moeder, de kleuterschool en alles wat bekend was. En nieuwe wereld. Te groot en volkomen onoverzichtelijk.

Mijn ouders waren vreemde vogels in de ogen van mijn klasgenoten. Rare, alternatieve figuren.
Ze bedoelden het goed maar hadden geen benul van de codes die op school golden. Mijn moeder knipte zelf mijn pony. Ze vloekte een beetje als ze dat deed; verdomme, nog steeds scheef! en dan knipte ze er nog maar een stukje af, en nog een stukje. Dan moest ik de volgende ochtend naar school met een belachelijk kapsel.
Ze kleedde mij "net even anders dan de meisjes uit mijn klas". Dat vond ze leuk. Bloesjes van India katoen bijvoorbeeld, die ze op het Waterlooplein kocht of bij een winkel waar je ook wierook en tamboerijnen kon kopen. Als mijn broeken te kort werden zoomde  mijn moeder ze af met een gebloemd stuk stof.
Als ik dan naar school ging, lagen mijn klasgenoten in een deuk.
We hadden twee honden thuis, en drie of vier katten. Daarom zeiden mijn klasgenoten waarschijnlijk dat ik vlooien had en begonnen ze zich altijd overdreven te krabben als ik in de buurt kwam.
Op vrijdagmiddag kwam mijn vader mij vaak wat eerder uit school halen. Dat mocht van de meester. Dan gingen we een weekend naar de boerderij, ons tweede huisje.
Hij wachtte bij de deur van de klas, die open stond. Mijn vader had een baard en droeg een spijkerpak. De meisjes aan mijn tafel grinnikten en fluisterden in mijn oor: Jouw vader is een hippie.
De kinderen uit mijn klas hadden bijna allemaal een plat Amsterdams accent. Daarom vonden ze waarschijnlijk dat ik niet zo idioot moest praten. Ze vonden het grappig om mij na te doen of net te doen alsof ze me niet verstonden: "Met je rollende Rrrrrr"
De meester was altijd op de hand van de kinderen die het hardst schreeuwden en de stomste grapjes maakten. Ook als ze grapjes om mij maakten lachte hij hard mee, maar soms hield hij dan wel beschaamd zijn hand voor zijn gezicht. Of hij draaide zich proestend om.
De meester schepte er genoegen in me voor de klas te halen als we rekenen hadden.
Dan schreef hij een som op het bord en gaf mij het krijtje.
Omdat ik getallenblind was durfde ik niets op te schrijven. Ik kon niet rekenen.
Ik was doodsbang om een fout te maken terwijl iedereen toekeek.
De meester liet mij af en toe voor de grap wel een half uur of langer voor de klas staan, met het krijtje in mijn hand. Tot ik op een gegeven moment onzichtbaar was geworden. en ergens verdween in een donker gat.

Bij gym, of zwemmen was het meestal het ergste. Dan liepen kinderen expres tegen mij aan, of ze gooiden met mijn tas.
Een keer hadden ze een liedje voor mij gemaakt. Toen ik begon te huilen zei een meisje op verwijtende toon: "Het is als grapje bedoelt hoor"
De kinderen uit mijn klas waren gemeen en de meesten waren dom en kortzichtig. En als ze niet gemeen waren dan waren ze laf, en verschuilden ze zich achter de groep.

De ochtend van de reünie ben ik nerveus. Maar ook strijdlustig. Ik adem diep in door mijn neus en kijk op de klok.

Als ik het oude lokaal inloop bekruipt me een bekend gevoel. Het knabbelt aan mijn tenen en aan mijn vingertoppen en kriebelt op mijn huid. Het zijn de paniek kriebels. Ik schud ze van mij af en stap kordaat naar binnen.
Ik heb een zwart mantelpakje aan. Een strakke kokerrok en een getailleerd jasje. Ik heb hele hoge hakken aan van zwart fluweel. Ik heb parfum op van Chanel en rode lippenstift. Ik heb deze keer mijn best gedaan om op te vallen, niet bij de groep te horen.

Het is een armzalig groepje mensen. Ik herken ze niet. Ze zijn nog jong, net als ik, maar ze zien er afgepeigerd uit, verslagen. Grijze kleding, grijze gezichten, armzalig, verpietert. Ik heb met de meesten te doen. Ik had geen moeite hoeven doen. Iedereen kijkt me aan, niemand durft iets te zeggen.
Eentje is plotseling dapper genoeg en zegt:  Wie ben jij?  Ben jij dat rare meisje wat altijd gepest werd? Wat ben jij een mooie vrouw geworden! Ik slik. Even ben ik bang dat ik niet echt ben; dat ze mijn pantser straks zullen doorzien, en dat het onzekere, onaantrekkeijke meisje tevoorschijn zal komen.

Dan zie ik hem staan: de meester. Naast hem staan drie jonge vrouwen; mijn aartsvijanden; de populairste meisjes van de klas. Ze lijken om zijn aandacht te bedelen, net als vroeger.
Hij kijkt me verbaasd aan, herkent me niet. Ook niet als ik mijn hand naar hem uitsteek.
Ik vertel hem wie ik ben, en dat ik blij ben dat ik hem nu, na al die jaren eindelijk kan zeggen dat hij me rottig heeft behandelt. dat hij het erger heeft gemaakt. Dat hij beter een ander beroep had kunnen kiezen. Dat hij een slechte meester was.
Ik zeg nog een paar dingen, en dan draai ik me om en ik loop naar de deur.
En van de drie jonge vrouwen zegt hardop: Ik heb haar altijd vreemd gevonden, en ik vind haar nog steeds vreemd".

Even blijf ik staan, maar dan haal ik mijn schouders op en laat alles achter me.

1 comment:

  1. Iedereen heeft een "Juffrouw Polak" gehad, geloof ik... Ikke ook. :-)

    ReplyDelete