Tuesday 6 May 2014

Terug naar Limburg

Het zilveren bruiloftsfeest was een indrukwekkende gebeurtenis. s' Middags moesten wij reeds aanwezig zijn in de prachtig versierde zaal waar het buffet opgediend zou worden. Mama parkeerde er vast de auto. Maar eerst gingen wij naar de kerk.
Ik herkende mijn moeder bijna niet. Hier in Limburg, tussen haar familieleden, leek ze zo anders. 
Ze keek blij en lachte aan een stuk, met een stralende met lipstick gestifte mond, maar haar hand klemde onzeker in de mijne en wanneer ze iets tegen mij zei  praatte ze te snel en te luid.
Ik vond het griezelig om de kerk binnen te stappen die voor deze speciale gelegenheid zijn grote deuren wagenwijd open had gezet. Het was er zo groot en het klonk er hol en leeg. het rook er net als bij ons thuis in de kelderkast.
Mijn moeder liep in het midden, mijn zusje aan de ene kant en ik aan de andere kant. Mijn vader was in Amsterdam gebleven. Zo met ons drieen voelde het veilig.
We moesten er "keurig netjes" uitzien had mama gezegd. Ze had onze haren geknipt en zelf onze jurkjes genaaid. Vanochtend had ze wat spuug in haar handen gedaan om een vlekje van mijn wang te poetsen. Ik had haar boos weggeduwd. Terwijl we de kerk inliepen voelde ik hoe een van mijn kniekousen geleidelijk naar beneden zakte.
Mijn moeder droeg een wollen rok met glanzende puntige lakschoenen waar ik mijn ogen niet van af kon houden. Op de stenen vloer van de kerk maakten ze een interessant klik klak geluid. Ik was trots op haar, maar ergens was ik ook teleurgesteld.Ik wist niet waarom.
De kerk was groot en mooi. Maar het was er koud en we mochten niets tegen elkaar zeggen.
Toen mijn tante begon te zingen begon ik zachtjes te beven. Zoiets moois had ik nog nooit gehoord.
Met mijn wang leunend tegen het bontjasje van mijn moeder spiedde ik luisterend om mij heen.
Het beeld van de huilende Jezus Christus probeerde ik te ontwijken. Smekend hing hij zijdelings aan een groot houten kruis. Bloed stroomde langs zijn ledematen. Ik vond het geen prettig beeld. 
Ik liet mijn blik rusten op de prachtige Maria. Devoot en gelukzalig keek ze omhoog, haar handen gevouwen. Een kleine naakte engel lag wenend in haar schoot. Een tweede engel stond hoopvol met geopende vleugels tegen haar aangeleund.  De serene, beeldschone Maria met haar opgeheven hoofd dwong bij mij meer respect af dan  de half ontklede Jezus die vol zelfbeklag jammerend aan zijn kruis hing.
"Ave Maria" fluisterde mijn moeder. "Zo heet dat liedje".
Mijn moeder sloot haar ogen en neuriede zachtjes mee met mijn tante. Ik hield mijn ogen op het Mariabeeld gericht en verdacht haar ervan ook stilletjes mee te luisteren, bevroren in het marmer.

In de zaal brak de feestvreugde los. Het was een vreemd contrast met de ijzige, gecontroleerde gebeurtenissen van die ochtend in de kerk.
Eerst werd er enorm veel gegeten en gedronken. En daarna was er zang en dans. Er waren verkleedpartijtjes, sketches en er waren liederen waar iedereen de woorden van kende.
Voor mij en mijn zusje was er enorm veel belangstelling; tantes en ooms die ik ik nauwelijks kende pakten ons stevig vast en drukten zoenen op wangen en voorhoofd. Ik werd een paar keer goedmoedig doch hardhandig heen en weer geschud, bij mijn kin gepakt en over mijn hoofd geaaid. Telkens werd er van mij verwacht dat ik vertelde of ik mijn best deed op school. 
Ik moest goed opletten om mijn tantes en ooms te verstaan en keek ze soms met grote ogen vragend aan. Dan gingen ze steeds harder tegen mij praten en duidelijker articuleren. Maar dat maakte geen verschil.

"Dat jij dat verstaat mama", zegt mijn zoon tegen mij. We zijn in Valkenburg en gaan de grotten bezoeken. Onze gids doet duidelijk zijn best om goed verstaanbaar te zijn en kijkt mijn kinderen glimlachend aan.
"Laten we naar Limburg gaan" had ik tegen mijn man gezegd. Het is zo lang geleden dat ik daar ben geweest.
Het Limburg van toen ik een kind was. het bestaat nog steeds. Zo intensief als Amsterdam aan verandering onderhevig is; zo lijkt de tijd hier stil te hebben gestaan.
Op een dikke boomstam is een bord gespijkerd met de letters: "Lunchroom".
Het is een jaren vijftig achtig bord, en de lunchroom zelf heeft ook een ouderwetse uitstraling. De ober die het terras bemand draagt een zwart tenue en een witte sloof. Hij loopt een beetje gebogen en maakt een vermoeide indruk, maar wanneer hij onze tafel weet te bereiken glimlacht hij professioneel en begroet hij ons vriendelijk en alsof hij het werkelijk meent. Zijn accent ontroert mij.
Op de tafel wappert een geplastificeerd kanten kleedje en er staat een bakelieten asbak. In een taartvitrine staan Limburgse vlaaien.
De keurig ogende gasten op het terras lijken allen afkomstig uit dezelfde provincie. Op een paar Duitse wielrenners na spreekt iedereen hier op dezelfde zangerige wijze.
Wanneer mijn moeder vroeger terugkeerde van een bezoek aan haar familie duurde het altijd een paar dagen voor ze weer "gewoon" sprak. Daar plaagden wij haar altijd mee. Het was alsof haar stem stiekem heimwee had. 

Toen ik wat ouder was bleef ik alleen in Limburg. dan bracht mijn moeder me naar een van haar zusters waar ik mocht blijven logeren. Zeven zusters had ze. En twee broers. Ik had dus een rijk aanbod aan tantes en ooms en een enorme hoeveelheid neven en nichten.
Bij tante Mien vond ik het misschien wel het leukst. Het was een huis als uit een kinderboek; er woonden zoveel kinderen dat het er altijd druk en gezellig was. Althans, dat vond ik als kind.
Het huis op de Boerendansweg was groot en als je de trap naar boven nam kwam je in de kinderslaapkamers die vol stonden met stapelbedden. Elf kinderen woonden er in het huis. Allemaal neefjes en nichtjes van mij. Ik vond het een groot feest.
Mijn vader dacht daar anders over en mopperde altijd een beetje over het katholieke geloof en meneer pastoor als dat grote kinderaantal ter sprake kwam. Ik geloof niet dat mijn vader graag in Limburg kwam. 
Op een avond, toen ik bij tante Mien logeerde vroeg een van mijn nichtjes: "Gaan jullie nooit naar de kerk?"
"Nee" zei ik. en ik schaamde mij er een beetje voor.
Mijn nichtje reageerde geschrokken. "Waar geloven jullie dan in?"
"Wij hebben geen geloof" antwoordde ik.
"Dat kan niet" zei mijn nichtje. "Iedereen heeft een geloof".
En daarmee was de discussie gesloten.

Het Limburg van vroeger. Ik wilde het weer zien en ervaren. maar ik denk dat het toch niet meer bestaat. En ik weet niet zeker of ik dat erg vind.

No comments:

Post a Comment