Hyacintenbollen.
Gedurende de
laatste weken van zijn leven praatte mijn vader, die Peter heette, nog meer
over vroeger dan voorheen.
Natuurlijk had
hij, als oudere heer, altijd wel wat te vertellen over het Amsterdam van weleer;
over de hongerwinter en de gruwelijke details die hij als klein jongetje had gezien;
de jonge, dode soldaat, die hij op straat had zien liggen, en het wegvoeren van het
gezin dat naast hem woonde. Met name het gezichtje van zijn buurmeisje Sarah,
leek hem niet meer los te laten. Hij vertelde hoe alles veranderde. Over de
stad Amsterdam, die gefaald leek te hebben, en er verloren en haast schuldig
bij lag. Over de verraders en de helden.
Hij vertelde over
het hout dat mensen probeerden te stelen om warm te blijven, ondanks dat er met
scherp op ze geschoten werd. Over de evacuatie, naar het verre en onbekende
Groningen en over de vele, vele andere trieste gebeurtenissen die hem, als
kleine jongen gevormd moeten hebben. Achteraf denk ik wel eens dat hij mede daardoor
zo gefascineerd was door geschiedenis en het daarom wellicht is gaan studeren. Mijn
vader sprak altijd over mensenrechten en de fouten die mensen keer op keer weer
leken te maken. Die fascinatie veranderde de laatste jaren van zijn leven in
een obsessie.
Mijn vader raakte
verbitterd en was boos op veel. Hij kon nog maar over een ding praten. Over de
wanorde in de wereld, het geweld en de onveiligheid. Over de gekte die er volgens
hem heerste, de gekte die tot onze ondergang zou leiden.
Hij klaagde ook
over het leven in de stad. De onbeschoftheid van de mensen die hem, met zijn
wandelstok niet lieten passeren, en de auto’s die niet stopten voor het
zebrapad. De enorme hoeveelheid fietsen in Amsterdam en de elektrische auto’s. Over
de bruggen die haast bezweken onder het vele verkeer, het massatoerisme, het
constante gebruik van mobiele telefoons.
De wereld werd
voor hem alsmaar ondraaglijker en onbegrijpelijker. En toen hij steeds slechter
ging lopen en horen spendeerde hij zijn tijd vooral zittend voor de televisie.
Kijkend naar CNN, of lezend in een van zijn historische naslagwerken. Met de
kat op zijn schouder. Zijn trouwe metgezel. Zijn lichtje in het duister.
Zijn geliefde
Amsterdam. De stad waar hij altijd van gehouden had, en die hem toebehoorde, veranderde
in een ontrouwe maƮtresse, een leugenachtige lellebel. Hij durfde haar nauwelijks meer in de ogen te kijken. Het was een
haat liefde verhouding geworden.
Maar naast de
voortdurende klaagzangen over de moderne tijd, die hij verachtte, en de
herinneringen aan de oorlog, begon mijn vader ineens meer over zijn familie te
praten.
Een paar weken
geleden waren we op de spoedeisende hulp van het OLVG. Ik had erop aangedrongen
dat mijn vader opgenomen zou worden. Want hij was er slecht aan toe. Maar het
wachten duurde eindeloos.
Tijdens die paar
uur in het ziekenhuis, vertelde mijn vader over zijn moeder, mijn kleine oma: Hoe
hij ooit met een paar oudere jochies door de stad had gelopen en door hen werd
uitgedaagd om een ruitje van een brandmelder in te tikken. Dat durfde de stoere
Peter wel. Ondanks dat hij geen benul had van wat het ding voor functie had trapte
hij het in. Om daarop meteen in de kraag te worden gevat door een diender. Hij werd meegenomen naar het bureau en op een stoel in de gang gezet en genegeerd.
Mijn oma, die 1.52
was en bruine ogen had die bij tijden zo zwart werden als kooltjes, stormde
binnen en viel uit tegen de agenten. Hoe ze het durfden om een onschuldig kind te
arresteren! De agenten, keken perplex toe hoe zij het jong bij de kraag nam en
hem naar buiten dirigeerde.
Zoveel
moederlijke verontwaardiging en boosheid, daar waren ze niet tegenop gewassen.
Het is kil op de
spoedeisende hulp. Ik dek mijn vader toe met een ribbelige ziekenhuissprei. We zitten
al twee uur te wachten en mijn vader heeft
het koud. Ik vraag beleefd hoe lang het nog kan duren voor de CT scan. De
verpleegkundige zegt dat het nog heel lang kon duren. Er volgt een heel verhaal over
verkeersslachtoffers en mensen die er veel slechter aan toe zijn dan mijn vader,
“veel en veel slechter”. Mijn vader heeft
het niet verstaan en praat onverstoorbaar verder over vroeger:
“Weet je, dat jij
hier ook geboren bent? Hier in het OLVG? Het was een strenge winter, en ik kwam
net te laat, want door de barre winterse omstandigheden was er geen doorkomen
aan, de hele stad lag plat. Hij glimlacht.
Er volgt nog een
verhaal over de keer dat mijn vader een leren voetbal had gestolen. En hoe er
een optocht was ontstaan in de straat. Mijn vader triomfantelijk voorop, met de
bal als een trofee in zijn handen, en een hele stoet jongetjes er achteraan.
Juichend en joelend. Tot mijn oma er de lucht van kreeg. Mijn parmantige oma,
met haar geringe lengte en haar kleine voetjes gehuld in keurige zwarte pumps.
Ze was in aantocht, en dat beloofde niet veel goeds.
Op het moment dat
zij aankwam, stoof de stoet uiteen en werd de bal terstond bij haar ingeleverd.
Daarna werd de bal geretourneerd aan de meneer van de speelgoedwinkel. Mijn oma beloofde plechtig dat haar zoon een nette jongen was en dat het nooit meer zou gebeuren.
Het liep nu tegen
acht uur ‘s avonds. Er was nog steeds niemand geweest die ons iets te drinken
aan had geboden, of te vragen hoe het met mijn vader ging. Mijn hoogbejaarde
vader, die zo geel zag dat het leek alsof hij in Benidorm op vakantie was
geweest, begon zich steeds ellendiger te voelen. Ik probeerde zijn ijskoude handen wat op te
warmen en deelde een snoepje uit dat ik onderin mijn tas had gevonden.
Toen ik enigszins
geagiteerd weer iemand aansprak, over de scan en wanneer we de uitslag konden
verwachten, veerde mijn vader ineens alert op.
“ Wat lijk jij
toch veel op je oma” zei hij trots, “jij laat ook niet met je sollen”. Het lukte me echter niet om hem opgenomen
te krijgen.
De volgende dag pas kregen we te horen dat mijn vader een ongeneeslijke vorm van kanker had.
Een ingreep die het leed wat zou verzachten, liet nog een week op zich wachten.
18 dagen na de
avond op de spoedeisende hulp is mijn vader overleden. De strijd die ik gevoerd
heb heeft hem niet kunnen helpen. Ik heb
me boos gemaakt, me niet laten intimideren en me niet opzij laten zetten. Ik
heb conflicten gehad en eindeloos om hulp gesmeekt, maar het heeft niet
geholpen.
Ik denk veel aan al die verhalen. Zoals het verhaal dat hij vertelde toen hij plotseling ziek werd:
“Zo’n buikpijn heb
ik zelden gehad. Alleen die ene keer dat ik per ongeluk hyacintenbollen had
gegeten in de hongerwinter. En die bleken giftig te zijn”.
Ik koester alle verhalen, en als ik erover nadenk geloof ik ook zeker, dat mijn vader gelijk heeft gehad. Ik
denk inderdaad dat ik op mijn oma lijk. Ook al ben ik met mijn 1. 60 m wel iets
langer dan zij.
No comments:
Post a Comment